Mobiliteit, een prioriteit voor HR
Ecologische voetafdruk, tijdverlies, stilstand op de grote wegen, vervoersproblemen of alternatieve vervoersmiddelen, economische kostprijs … Mobiliteit staat al enkele jaren hoog op de agenda. In de bedrijfswereld is dit een centraal thema geworden. Het komt erop aan om de werknemers te ontzien en hen zo veel mogelijk comfort te bieden. Ook economisch. Een kort overzicht.
Sinds twee decennia is mobiliteit een belangrijk thema in het dagelijkse leven en dus ook bij de ondernemers. In het begin ging het vooral over werknemers die voor een alternatieve vorm van mobiliteit kozen, zoals carpoolen, of die hun wagen liever aan de kant lieten. Later ging het ook over de ecologische impact, de kostprijs van de files (10 euro/uur voor een auto, 78 euro/uur voor een vrachtwagen) en het welzijn van de werknemers (via telewerk bijvoorbeeld). De eerste ommekeer in het mobiliteitsdebat werd ingeluid door de komst van het internet, digitale hulpmiddelen en de informatica in het begin van de jaren 2000. Daardoor konden we op een andere manier gaan nadenken over onze relatie met werk. Voor het eerst sinds het bestaan van de mensheid hoeft de mens namelijk niet meer 'naar zijn werk te gaan' om te werken. De tweede ommekeer kwam er recenter, een tiental jaar geleden, en heeft betrekking op het ecologische aspect. Steeds meer Belgen worden zich namelijk bewust van de ecologische impact van hun persoonlijke verplaatsingen. Soms zoeken ze naar manieren om hun gedrag te veranderen. En sommigen verwachten dat hun onderneming hiervoor concrete oplossingen aanreikt.
In welk opzicht is mobiliteit een prioriteit geworden voor HR?
Momenteel is de mobiliteit in België niet goed georganiseerd. Het dichtslibben van onze auto- en spoorwegen vormt een groot probleem voor zowel de ondernemingen als de burgers en kost de maatschappij handenvol geld. De OESO heeft het over een verlies van 2 % van het bbp in België. Het transport heeft ook grote gevolgen voor het milieu en is verantwoordelijk voor 22 % van de uitstoot van broeikasgassen. Bovendien tast het de luchtkwaliteit lokaal aan door verschillende verontreinigende stoffen (fijn stof, NOx, CO …).
Deze cijfers indachtig pleiten steeds meer politici ervoor om de ondernemingen verplichtingen op te leggen. Ze moedigen de bedrijven aan, of verplichten hen soms, om oplossingen te vinden. Zo verplicht het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 2004 zijn grootste ondernemingen om een bedrijfsvervoerplan (BVP) op te stellen. Deze verplichting geldt voor alle instellingen, zowel privé als openbaar, waar meer dan honderd mensen tewerkgesteld zijn op één plaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een maatregel die niet verplicht is in Vlaanderen en Wallonië. Leefmilieu Brussel controleert of de bedrijven deze verplichting nakomen. Het bedrijfsvervoerplan gaat een stap verder dan de diagnose die werd gevraagd op federaal niveau voor hetzelfde type ondernemingen. In 2019 is het mobiliteitsprobleem dus een prioriteit in België.
Wat doen we dan concreet?
De ene onderneming is de andere niet. De grootte en de ligging van het bedrijf, de leeftijd van de werknemers, de loonpakketten of gewoon de sector waarin de onderneming actief is: al die factoren beïnvloeden de behoeften en oplossingen op het vlak van mobiliteit en het vervoer van de werknemers. Bij de Europese Commissie bijvoorbeeld maakt minder dan 30 % van de werknemers de verplaatsing naar het werk met de wagen of motorfiets. In de industrie is dat 86 % van de werknemers.
Er bestaan heel concrete maatregelen en 'cases' die kunnen worden toegepast in de ondernemingen. Voor de fiets bieden sommige Belgische ondernemingen de volgende maatregelen aan: een fietsvergoeding, een overdekte stalling, een fietsparking, een kleedkamer (soms met een douche) om zich om te kleden, beveiligde parkeerplaatsen, dienstfietsen en een onderhoudsdienst. Wat carpoolen betreft bieden sommige ondernemingen aan om de gegevens te beheren, parkeerplaatsen ter beschikking te stellen en de verplaatsingsonkosten volledig of gedeeltelijk terug te betalen. Maatregelen om het gebruik van het openbaar vervoer (metro, trein, tram en/of bus) aan te moedigen zijn doorgaans de volledige terugbetaling van het ticket of de organisatie van specifiek collectief vervoer voor de onderneming. Ons land mag best trots zijn op wat er al is bereikt. In België kan meer dan 30 % van de werknemers een mobiliteitscoördinator aanspreken: een vast aanspreekpunt voor informatie over de verschillende vervoersmogelijkheden. 9 % van de bedrijfseenheden, waar 22 % van de werknemers die onder de diagnoseverplichting vallen is tewerkgesteld, beschikt over een bedrijfsvervoersplan. 18 % van de werkgevers verklaart ook met de gemeentediensten te overleggen over mobiliteit.
En op fiscaal vlak?
In België zijn er tal van algemene principes en mechanismen waarmee zowel de werkgever als de pendelaar rekening moet houden. Zo bestaat er een niet-belastbare kilometervergoeding tot € 0,15/km voor de werknemers die hun woon-werkverkeer volledig of gedeeltelijk te voet afleggen. Deze voetgangerspremie is wel beperkt tot € 380 per jaar. Voor bepaalde maatregelen voor fietsers (aankoop van een fiets, kleedkamer …) geldt een belastingvrijstelling tot 120 %. De werkgever kan zijn werknemers ook tot € 0,23/km betalen voor de woon-werkverplaatsingen (heen en terug) per fiets. De tussenkomst voor carpoolen voor het woon-werkverkeer is combineerbaar met andere voordelen voor de kilometers die op een andere wijze worden afgelegd: per fiets, te voet of alleen met de wagen. De carpoolvergoeding kunt u op twee manieren verkrijgen:
- Ofwel kiest u ervoor om de beroepskosten te bewijzen. In dat geval komen de chauffeur en de passagier in aanmerking voor een vergoeding van € 0,15/km.
- Ofwel gaat u voor een forfaitaire tussenkomst.
Om werknemers aan te moedigen om met het openbaar vervoer naar het werk te komen, moeten de ondernemingen minstens 75 % van de abonnementskosten voor hun rekening nemen. Tot slot zien we dat sinds de hervorming van de personenbelasting de ondernemingen de kosten voor de invoering, de aankoop en het beheer van een collectief vervoersmiddel voor de werknemers van de onderneming tot 120 % in mindering kunnen brengen. Voor telewerk (cf. artikel: Telewerk, goed om te weten) kan een werknemer een niet-belastbare vergoeding tot € 40 per maand krijgen om diens concrete behoeften op dat vlak te dekken.
Het mobiliteitsbudget: nog een stap verder
Het mobiliteitsbudget stoelt op een eenvoudig principe: de werknemer krijgt een maandelijks bedrag, zodat hij al zijn verplaatsingen met alternatieve vervoersmiddelen kan doen. De doelstelling is een betere mobiliteit voor iedereen en een kleinere ecologische impact door groenere vervoersmiddelen te gebruiken.
Meer informatie op mobility.edenred.be