Thema-artikels

  • Omgaan met relaties op kantoor.

    Persoonlijke relaties zijn geen curiositeit op kantoor. Soms zien we ze van mijlenver aankomen en soms ontstaan ze volkomen onverwacht. Hoe gaat u om met vriendschap, liefde of een breuk tussen collega’s? Wat doet u bij conflicten? Hoe leert u koppels en exen te managen? Zijn relaties tussen mensen goed voor het bedrijf? Toelichting

    Het ligt altijd gevoelig om het op het werk over persoonlijke relaties te hebben. Daar zijn meerdere verklaringen voor. De belangrijkste en vanzelfsprekendste is dat we persoonlijke relaties associëren met de in onze maatschappij hoog aangeslagen privacy, behalve dan als er ernstige fouten, pesterijen, ongepast gedrag, emotionele uitbarstingen, … in het spel zijn. Laat een ding duidelijk zijn: er bestaat geen Belgische wet die liefde, vriendschap of enige andere relatie op het werk verbiedt. De arbeidsrechtbank van Brussel stelt het als volgt: “Intieme relaties tussen personeelsleden vormen geen dringende reden in de zin van artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 wanneer de persoonlijke en professionele relaties tussen de betrokkenen nooit tot kritiek hebben geleid en geen negatieve invloed op de werking van het bedrijf hebben gehad.” 


    Nuances 

    Het is een ding om zich niet met een relatie te bemoeien of ze niet te verbieden. De ogen in alle omstandigheden sluiten is wat anders. Er zijn dus nuances, want de werkgever kan volkomen rechtmatig regels opleggen voor relaties tussen werknemers. Eerst en vooral gelden er in een heleboel bedrijven interne richtlijnen over bepaalde aspecten van relaties op de werkvloer. Als er bijvoorbeeld een relatie ontstaat tussen een medewerker en een leidinggevende of tussen collega’s van wie de ene de andere moet evalueren om promotie of loonsverhoging te krijgen, wordt aanbevolen om de relatie kenbaar te maken. De betrokken medewerkers hebben daar trouwens zelf belang bij, bijvoorbeeld om te voorkomen dat er bij promotie geruchten over favoritisme ontstaan. De vraag die zich over relaties tussen collega’s opdringt, is vrij eenvoudig: hoe blijven we in alle omstandigheden neutraal?

    Een tweede nuance houdt verband met de prestaties van medewerkers die een persoonlijke relatie hebben. Als een relatie invloed heeft op de prestaties van de betrokkenen, kan de werkgever vroeg of laat tot het besluit komen dat ze de productiviteit schaadt en bepaalde consequenties trekken met een waarschuwing of zelfs ontslag als resultaat. 

    Personeel buiten het bedrijf  

    Nu sociale media afstanden almaar kleiner maken, we dagelijks kinder- en vakantiefoto’s van onze collega’s liken, weten hoe de lunch van de collega’s eruitzag of hoe het zit met de gezondheid van de grootvader van andere collega’s, wordt het moeilijker om gepaste relatiegrenzen te trekken. Sommige mensen hebben het moeilijk om de verhalen over het weekend met collega’s/vrienden of ochtendlijke scheldpartijen bij de bedrijfspoort achter te laten. Dat kan niet alleen gevolgen hebben voor de relatie tussen die collega’s, maar ook voor de teams waarin ze werken. Dat kregen we te horen van een van onze klanten tijdens een eerdere OpenSpace-workshop: “Toen ik tot teamleider werd gepromoveerd, was ik erg goed bevriend met enkele collega’s van het team. Uit respect voor iedereen spraken we af om ons privéleven nooit op het werk ter sprake te brengen. Op een dag merkte ik dat een van mijn vrienden in de cafetaria foto’s van ons vriendschappelijke uitje van enkele dagen eerder liet zien. Het waren foto’s waarop ik verkleed en licht beschonken stond. Hij vond het geweldig om ermee uit te pakken, maar haalde daarmee mijn gezag onderuit. Ik heb hem zijn misstap nooit vergeven en we zijn nooit meer samen op stap gegaan. Maar niet alleen dat: bij de eerste gelegenheid heb ik hem gevraagd om naar een ander team over te stappen.”

     

    Is vriendschap op kantoor productief?

    Werkgevers staan soms voor een dilemma. Enerzijds moeten ze goede relaties tussen hun medewerkers stimuleren. Daarom worden er teambuildings georganiseerd die de teamgeest en bijgevolg de prestaties verbeteren. Anderzijds mag de toenadering niet te ver gaan om te voorkomen dat kliekvorming of verliefdheid mensen blind maakt voor de bedrijfsdoelstellingen. Die complexe situatie roept de belangrijke vraag op of vriendschap op kantoor productief is. Volgens een van de weinige onderzoeken ter zake dat Accountemps in 2015 bij Canadese werknemers deed, is het antwoord ja. 61% van de deelnemers was van mening dat hun productiviteit hoger lag als ze een aantal van hun collega’s als vrienden zagen. Volgens de resultaten van een tweede Accountemps-onderzoek zijn medewerkers ook gelukkiger als ze goede vrienden hebben op het werk. 

     

    En elders in de wereld?

    Hoe worden vriendschaps- en liefdesrelaties op het werk in Europa, Azië en Amerika gezien? In 2015 deed Randstad daar in 30 landen grootschalig onderzoek naar.  Dat leverde interessante resultaten op. Gemiddeld geeft 60% van de medewerkers de voorkeur aan collega’s boven een goed salaris. Dat percentage bedraagt in China zelfs 88%. Ook bleek uit het onderzoek dat een grote meerderheid van medewerkers elkaar buiten het werk treft en dat 71% sterke vriendschapsbanden met elkaar smeedt. Er zijn grote verschillen van land tot land. 93% van de Brazilianen zegt goed bevriend te zijn met collega’s, terwijl slechts 20% van de Luxemburgers op kantoor vrienden heeft. De Fransen zitten in de middenmoot. 58% onder hen spreekt af buiten het werk en 60% heeft sterke vriendschapsbanden met zijn collega’s. Voor België zijn er geen cijfers. Ook blijkt liefde op het werk in sommige landen vaker voor te komen dan in andere. Zo zegt 70% van de ondervraagden in China, India en Maleisië al ooit verliefd te zijn geweest op het werk.

     

  • Hoe krijgt u betrokken medewerkers?

    Betrokken medewerkers zijn erg belangrijk voor een bedrijf. Zo haalt het betere prestaties en zijn er minder interne problemen. Maar wat is dat dan precies, een betrokken medewerker? Hoe stimuleert u die betrokkenheid? Hoe houdt u iemand gemotiveerd? Hoe doet België het in vergelijking met de andere Europese landen? Laten we dit samen even bekijken...

    Eerst en vooral is er duidelijkheid nodig over de term ‘betrokkenheid’. Wat bedoelen we met een ‘betrokken medewerker’? Volgens het Amerikaanse bedrijf voor ervaringsbeheer Qualtrics is betrokkenheid ‘een maatstaf voor de houding van iemand op het werk. Hoe denkt hij? Hoe voelt hij zich? En wat doet hij om zijn werkgever te helpen om zijn doelstellingen te halen?’ Of kort samengevat: een betrokken medewerker is een gemotiveerde en enthousiaste persoon die een actieve rol wil spelen (of speelt) in de vooruitgang van de teams, zodat het bedrijf zijn doelstellingen haalt. Daartegenover staan de ‘niet-betrokken’ medewerkers. Zij zijn niet gemotiveerd en staan de team- en bedrijfsdoelstellingen in de weg. Daarnaast zijn er ook ‘neutrale’ medewerkers. Deze mensen spelen geen actieve rol, maar brengen de bedrijfsdoelstellingen niet in gevaar. Betrokkenheid is vaak synoniem met positieve leergierigheid wat betreft de werkomgeving (beroepen, individuele problemen) en generositeit tegenover het bedrijf en de collega’s. Een betrokken medewerker is namelijk altijd bereid om te helpen en zijn uren/agenda te veranderen als dit het bedrijf ten goede komt. U begrijpt het: betrokken medewerkers zijn essentieel voor een goede werking van het bedrijf.

     

    Maar hoe doen we het in België?

    Iets meer dan een jaar geleden publiceerde het Amerikaanse studiebureau Gallup de resultaten van een onderzoek naar ‘de betrokkenheid van de medewerkers in het Westen’. Deze cijfers verschillen enorm van land tot land. Voor België stelden ze het volgende vast: 10 % van de medewerkers was naar eigen zeggen ‘betrokken’, 17 % ‘deels betrokken’ en 73 % ‘niet betrokken’. Deze cijfers zijn niet echt denderend in vergelijking met bijvoorbeeld de Verenigde Staten, waar 33 % zich ‘betrokken’ voelt. Maar België blijft wel binnen de gemiddelden, want 85 % van de respondenten in 155 landen is onverschillig voor hun werk of voelt zich absoluut niet betrokken. Frankrijk staat – samen met Spanje – op de voorlaatste plaats in de ranglijst met de meest betrokken medewerkers in Europa, net voor Italië (5 %). Het Europese gemiddelde (waaronder België) bedraagt ongeveer 10 %. Deze ‘slechte’ cijfers zijn in de eerste plaats te wijten aan de cultuur. Dit zegt althans Pierre-Yves Senséau, professor humanresourcesbeheer aan de HEC Grenoble: “Betrokkenheid en zelfoverstijging zijn sterke begrippen in de Engelstalige wereld. Zo verwachten werknemers in de Verenigde Staten of Canada minder van hun werkgever. Een job wordt er bovenal ervaren als een activiteit om zich te ontplooien. Vergelijk dit met een land als Frankrijk, waar werknemers een baan eerder als een verplichting of noodzakelijk kwaad beschouwen.” Cultureel of niet, betrokkenheid is om diverse redenen essentieel. 

     

    Drie onweerlegbare voordelen

    De voorkeur geven aan betrokken medewerkers is niet enkel gemakkelijk. Het is uiteraard aangenamer en eenvoudiger werken met mensen die alles doen om de doelstellingen te halen. Minder discussies, minder weerspannigheid, vlottere relaties … Maar de voorkeur geven aan betrokken medewerkers is ook een kwestie van rentabiliteit. Uit talrijke studies blijkt dat betrokken medewerkers daadwerkelijk een impact hebben op het hele bedrijf. Eerst en vooral gaan de prestaties erop vooruit. Volgens het toonaangevende internationale consultancybureau Bain & Company zien bedrijven met sterk betrokken medewerkers hun omzet 2,5 keer meer stijgen dan bedrijven met een laag betrokkenheidsniveau. De Gallup-studie (zie hierboven) zegt hetzelfde, maar formuleert het anders. Voor Frankrijk alleen al wordt de kostprijs van niet-betrokken medewerkers op 97 miljard euro per jaar geraamd. Tweede voordeel: trouw. Betrokken medewerkers blijven langer in hetzelfde bedrijf. Voor een werkgever betekent dit minder investeringen in rekrutering en opleiding. Bovendien zijn er minder inspanningen nodig voor de medewerkers voor 100 % productief zijn. Het derde voordeel, tot slot, is dat betrokken medewerkers de behoeften van de klanten beter begrijpen, wat een rechtstreekse impact heeft op de klantrelatie. 

     

    Hoe moeten we dit concreet aanpakken?

    Het is duidelijk: betrokkenheid is essentieel. Maar met goeie wil alleen komt de directie of hr-afdeling er niet. Er zijn namelijk concrete maatregelen op verschillende niveaus nodig om de betrokkenheid te bevorderen: mentaal (hoe iemand denkt), emotioneel (hoe iemand zich voelt) en praktisch (wat iemand doet om zijn werkgever te helpen de doelstellingen te halen).

    Verschillende studies hierover tonen aan dat bepaalde factoren rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de betrokkenheid van de medewerkers, en dit ongeacht de sector en het aantal medewerkers. Een eerste factor waarmee we rekening moeten houden, is werknemers verantwoordelijkheid geven. We moeten hen ook een professionele groei voorstellen. Net zo belangrijk zijn gepaste communicatiekanalen en structuren die samenwerking mogelijk maken. De medewerkers voelen zich betrokken als ze erkenning voor hun werk krijgen, als ze hun leidinggevenden erkennen en vertrouwen, en als ze de nodige middelen (materiaal, financiering …) krijgen om hun werk goed te doen. Opleidings- en ontwikkelingskansen zijn eveneens een vereiste. Het is belangrijk om de medewerkers niet kortstondig, maar op (middel)lange termijn te motiveren. Een bedrijf dat zich met sociale projecten over een periode van vier tot vijf jaar ten dienste van zijn eigen mensen inzet of hun een echt evenwicht tussen werk en privé biedt, maakt meer kans op ‘betrokken’ medewerkers. Naast een klassiek loonpakket en andere voordelen verwachten de medewerkers – en zeker de nieuwe generatie – vandaag dat het management een realistisch en motiverend project op basis van waarden en informatie-uitwisseling kan voorstellen. In de tweede helft van 2019 zeggen we dus “laten we inspireren”. 

     

  • Werk en privé met elkaar verzoenen: een grote uitdaging voor ondernemingen

    Is het echt mogelijk om het leven als ouder in een bedrijf in te passen? Hoe bind je werknemers met kinderen aan het bedrijf? Hoe verzoen je werk en privé met elkaar? Bestaan er oplossingen in de bedrijfswereld om dat voor elkaar te krijgen? Een kort overzicht.

    Op 20 september 2018 publiceerde het onderzoeksbureau Sociovision (IFOP) zijn tiende barometer over gezondheid en levenskwaliteit op het werk. Aan deze grote online-enquête namen 3500 werknemers met kinderen uit heel Europa deel. Het resultaat ervan was duidelijk: 68 % van de werknemers 'komt 's ochtends met plezier naar het werk', maar een even groot percentage van hen bestempelt hun werk als zenuwslopend vermoeiend. 35 % heeft het moeilijk om werk en privé te combineren. De enquête toont ook dat het evenwicht tussen het persoonlijke leven en het beroepsleven de voorbije jaren nog brozer is geworden: meer dan een derde (35 %, +8 % in vijf jaar tijd) van de werknemers zegt het moeilijk te vinden om de twee te combineren.

    51 % van de kaderleden bevestigt overigens dat ze er niet aan kunnen weerstaan om buiten de werkuren hun e-mails van het werk te lezen (+10 % in vijf jaar tijd). Op de vraag wat hun leven makkelijker zou maken, antwoordt 46 % van de werknemers soepelere werktijden, 28 % een vermindering van de werktijd, 24 % de mogelijkheid om te telewerken en 22 % doelstellingen die overeenstemmen met de middelen waarover ze beschikken.


    Welke concrete pistes? 

    Er bestaan concrete pistes om werknemers met kinderen te helpen zich volledig te ontplooien binnen de onderneming. Al enkele jaren zijn enkele organisaties in België overigens heel actief op dit vlak. Zo organiseert Ethias op eigen kosten een oppasdienst voor zieke kinderen. De onderneming wijst haar mannelijke werknemers er ook op dat ze tijdskrediet en ouderschapsverlof kunnen opnemen. De FOD Kanselarij van de Eerste Minister stelt dan weer een oppasdienst tijdens de schoolvakanties ter beschikking van zijn werknemers. Ouders kunnen ook onbetaald verlof nemen tijdens de vakanties als ze dat nodig hebben of dat willen.

    In Europa heeft Starbucks voluit gekozen voor een totaalaanpak van dit thema: aanpassing van de werktijd tijdens de zwangerschap, behoud van het volledige loon tijdens het zwangerschapsverlof, een premie voor de oppas van kinderen voor werknemers met onregelmatige werkuren enzovoort. “We maken onze managers ook bewust van het evenwicht tussen het persoonlijke en het professionele leven. Het is een belangrijke manier om onze medewerkers aan ons te binden”, voegt Aurélia Chorrin, personeelsdirecteur van de koffieketen, eraan toe in het Franse dagblad Le Figaro. Soms gaat het om kleine veranderingen die een wereld van verschil maken. Zo besloot Accenture Europe om geen vergaderingen meer te plannen na 18 uur. De consultancyfirma ontwikkelde ook een eigen sociaal netwerk waar werknemers met kinderen opvoedtips en advies kunnen uitwisselen. Op basis van getuigenissen van medewerkers werd ook een praktische gids verspreid en regelmatig zijn er thematische workshops.

    Een ander idee dat steeds meer ingang vindt, is de Kids day: een dag waarop de kinderen van de medewerkers de werkomgeving van mama en papa kunnen leren kennen. Deze zomer kunt u ook overwegen om 'gezinsdagen' te organiseren in uw onderneming: animatoren zorgen dan voor enkele gezinsactiviteiten zoals tekenen, knutselen, koken, gezelschapspelletjes spelen of met steps rijden op de parkeerplaats. Geen stress voor de medewerkers die in alle rust kunnen werken, terwijl hun kinderen zich amuseren.


    Kinderdagverblijven, een goed idee?

    Een idee dat heel vaak wordt geopperd, is dat van een kinderdagverblijf op het werk. Is dat werkelijk het wondermiddel voor werknemers met kinderen? Daar zijn we nog niet zo zeker van. In België worden kinderdagverblijven in ondernemingen aangemoedigd door de gemeenschappen (de Vlaamse en Franse gemeenschappen zijn bevoegd voor kinderdagverblijven en jonge kinderen). Vijftien jaar geleden lanceerde de Franse Gemeenschap het SEMA-plan (Synergie employeurs milieux d’accueil), maar dat blijkt nu een totale mislukking. Het hoofddoel was om werkgevers de mogelijkheid te geven hun werknemers een plaats in een kinderdagverblijf te garanderen voor een prijs op basis van hun inkomen of om plaatsen in een kinderdagverblijf binnen de onderneming zelf te creëren. De Franse Gemeenschap hoopte om zo voor tweeduizend plaatsen te zorgen. In totaal kwamen er minder dan tweehonderd plaatsen tot stand in Brussel en in Wallonië. Deze flop is met name te verklaren door de administratieve rompslomp en het uiteindelijk weinig interessante voordeel ondanks de fiscale stimuli. Een onderneming die haar medewerkers wil helpen om het professionele te verzoenen met het persoonlijke leven, moet dus misschien op zoek gaan naar andere oplossingen. 


    De burgermaatschappij wordt wakker

    De burgermaatschappij is steeds gevoeliger voor dit evenwicht tussen het persoonlijke en het professionele leven. Onder impuls van verschillende groepen of verenigingen laten steeds meer mensen zich overigens horen. Zoals de Ligue des familles en enkele Belgische vakbonden, die in 2017 (en in elk jaar erna) de campagne IWantWorkLifeBalance in goede bannen hebben geleid. Deze campagne ondersteunt een voorstel voor een Europese richtlijn waarin een nieuwe invulling wordt gegeven aan de manier waarop werknemers hun ouderschap op het werk kunnen beleven. De voorstellen daarvoor zijn onder meer aangepaste werktijden, extra vakantiedagen en vaderschapsverlof. Dit soort initiatieven gaan ervan uit dat het in de eerste plaats de taak van de politici is om het evenwicht tussen werk en privé te regelen door aan bedrijven een model aan te bieden. Maar eigenlijk zal dat evenwicht misschien wel vanzelf ontstaan.


    'Smart work'

    Zou de technologie vanzelf niet het werk en het gezinsleven met elkaar kunnen verzoenen? In 2019 kan het misschien wat vroeg lijken om die vraag te stellen, maar toch ... De samenleving wordt steeds digitaler en dat zorgt er vanzelf voor dat we anders gaan denken over onze houding tegenover werken. Omdat we altijd verbonden zijn, kunnen we een heleboel taken verrichten op afstand of op andere tijdstippen. Zo winnen we tijd en hoeven we niet meer te pendelen. Dankzij de connectiviteit en de digitalisering kunnen we ook taken die vroeger de mens voor zijn rekening nam, automatisch en door informaticatools laten uitvoeren. Ook daar winnen we echt tijd mee. In de komende jaren zullen we dus steeds meer kansen krijgen om ons gezinsleven en beroepsleven anders aan te pakken. Maar wat zullen we dan met deze vrijgekomen tijd aanvangen? Wordt vervolgd ...

     

  • De 360°-opleiding

    'Opgeleid worden', 'opleiding volgen', 'permanente opleiding', 'met opleiding zijn'. De voorbije jaren is alles wat met opleidingen te maken heeft aan de orde van de dag in bedrijven. Toch zijn er nog veel vragen: Waarom een opleiding volgen? Hoe kiest u een opleiding? Hoeveel kost het? Is het verplicht om teams op te leiden? Zit u met deze vragen? Dat treft, want deze newsletter biedt een aantal antwoorden.

    Waarom een opleiding volgen? Die vraag lijkt misschien eenvoudig of zelfs onbenullig. Nochtans vragen een heleboel bedrijfsleiders en werknemers zich af waarom ze tijd aan opleidingen zouden besteden. Ze hebben toch alles al geleerd? Weten zij niet beter dan wie ook wat goed voor hen is, aangezien ze al een zekere tijd aan de slag zijn? Opleiding op de werkvloer, soms ook permanente opleiding genoemd, is een belangrijke stap voor wie vooruit wil of gewoon ‘de voeling met de werkelijke wereld’ niet wil verliezen.

    Volgens Cécile Sztalberg, het hoofd van het centrum voor permanente opleiding van de ULB, “evolueert de beschikbare kennis zo snel dat het niet alleen nodig is om zich geregeld bij te scholen, maar ook om de kennis die u op de werkvloer hebt opgedaan te structureren om ze in perspectief te plaatsen, de balans op te maken, afstand te nemen en uw eigen gewoonten kritisch te bekijken”. En dus ook uw eigen beperkingen. Naast afstand nemen en uw kennis bijspijkeren biedt een opleiding nog andere voordelen. Denk maar aan de mogelijkheid om nieuwe kennis op te doen en uw bagage verder uit te diepen. Over het algemeen werkt een opleiding ook motiverend, omdat ze kan uitmonden in een hogere functie of een beter salaris. Ze kan bovendien een kortetermijninvestering in een nieuwe baan zijn. Al zegt u dat het best niet te luid: uw werkgever staat er terecht niet voor te springen om uw nieuwe vaardigheden te financieren als het risico bestaat dat u even later het bedrijf vaarwel zegt.


    Hoe kiest u een opleiding? 

    Opleidingen verschillen sterk van sector tot sector. Een magazijnier, een sportdirecteur, een communitymanager of een projectleider hebben niet hetzelfde taken en dus ook niet dezelfde opleidingsbehoeften. Nochtans moet iedereen die een opleiding volgt, zich drie dingen afvragen. Ten eerste: Welk voordeel zit er voor het bedrijf en de medewerker in? Met andere woorden, de opleiding moet tot competenties leiden die direct inzetbaar zijn in het bedrijf of het dagelijkse werk. De tweede vraag gaat over de beschikbaarheid. Het is van essentieel belang dat de tijd die in een opleiding kruipt, haalbaar blijft voor de medewerker of de rest van het team dat hem tijdens zijn afwezigheid vervangt. De laatste vraag ten slotte: is er een match tussen opleider en medewerker? Er bestaan veel opleiders, met een waaier aan benaderingen en stijlen. Het is belangrijk om eerst na te gaan of de opleider en de medewerkers die zijn opleiding gaan volgen voeling met elkaar hebben. Niets is erger dan een combinatie van medewerkers die vragende partij zijn, een solide opleiding en een opleider van wie de communicatiestijl, het profiel of de methode niet bij zijn doelpubliek past.

     

    Wat zegt de wet?

    Tot februari 2017 waren bedrijven verplicht om 1,9 % van hun loonmassa aan opleiding te besteden. Sindsdien is er wat veranderd. Vandaag zijn alle Belgische werkgevers met meer dan twintig werknemers verplicht om jaarlijks gemiddeld vijf opleidingsdagen per voltijds equivalent aan te bieden. De nieuwe wet voorziet erin dat de interprofessionele doelstelling van gemiddeld vijf opleidingsdagen per voltijds equivalent per sector of individueel kan worden ingevuld. Het aantal dagen dat op een individuele opleidingsrekening wordt bijgeschreven, mag niet minder zijn dan het equivalent van twee dagen voor een voltijdse medewerker. De individuele opleidingsrekening moet ook voorzien in een groeitraject dat erop is gericht na drie jaar gemiddeld vijf opleidingsdagen te bereiken. Opgelet: gebruikt de werknemer de opleidingsdagen waarop hij tijdens een kalenderjaar recht heeft niet op? Dan gaan ze over naar het volgende jaar, zonder dat dit invloed heeft op zijn opleidingskrediet voor dat jaar.


    Het opleidingsplan 

    Als u een enigszins ambitieus intern project wilt opzetten, wordt u gevraagd een businessplan op te stellen om na te gaan of het bedrijf al dan niet met het project kan starten. Dat is de beruchte Go/No Go. Als u een activiteit wilt starten, zal de bank ook een businessplan van u eisen. Maar hebt u al ooit van een opleidingsplan gehoord? Een opleidingsplan “helpt om structuur te brengen in de uitdagingen van het bedrijf en in de richting die het met zijn opleidingsplan uit wil, de acties die daaraan beantwoorden, de bijbehorende doelstellingen, de verwachte effecten, de organisatiemodaliteiten (pedagogie, tijdlijn, planning) en de financiële middelen die voorlopig worden uitgetrokken om de acties te bekostigen”. Zo’n plan is wettelijk verplicht voor alle bedrijven met meer dan twintig werknemers. Het bedrijf moet dus een opleidingsplan indienen dat enerzijds beantwoordt aan de opleidingsnoden in het bedrijf en anderzijds duidelijk maakt hoe het daaraan wil voldoen. De uitvoering van zo’n plan vergt tijd en voorbereiding en alle geledingen van het bedrijf moeten erbij worden betrokken: directie, managers, loontrekkenden, diverse medewerkers en sociale gesprekspartners. Om efficiënt te zijn, moet het de reële noden van het bedrijf kunnen combineren en onderscheiden van de verwachtingen of de wensen van de medewerkers. Het opleidingsplan moet overeenstemmen met het sectormodel en de volgende elementen bevatten: duur, omschrijving van de belangrijkste doelstellingen, overzicht van de geplande opleidingen, overzicht van de opleidingsinitiatieven voor risicogroepen en natuurlijk een evaluatiemoment.

     

    Loopt België achter? Niet echt

    Over het algemeen menen de Belgen dat hun land inzake opleiding en scholing achterstand heeft ten opzichte van andere landen. We zouden het ‘slecht’ doen. Over het algemeen blijkt echter uit gedetailleerde gegevens over de opleidingsinspanningen van het European Labour Force Survey (LFS, Eurostat) het tegendeel. Op de vraag hoeveel respondenten opleidingen volgden, haalden slechts 11 van de 28 EU-lidstaten een score van meer dan 10 %. In 2007 bedroeg het Europese gemiddelde 9,4 % en in 2017 10,9 %. Gedurende die periode ging België van 7,4 % naar 8,5 %. Een ander interessant onderzoek is het Continuing Vocational Training Survey (ook een initiatief van Eurostat), het enige dat uitsluitend trainingsinitiatieven van bedrijven onder de loep neemt. Daarin behaalt België de tweede plaats na Frankrijk. Terwijl een Europees bedrijf gemiddeld 1,6 % van zijn loonmassa aan opleiding besteedt, stijgt dat cijfer bij ons naar 2,4 %. België mag dus trots zijn op zijn bedrijven die de opleiding van hun werknemers au sérieux nemen. Nu nog de geschikte opleidingen vinden (zie artikel Welke opleidingen volgen?) tegen de juiste prijs (zie artikel De kostprijs van opleidingen).

     

    Bron

  • Persoonlijkheidstests die steek houden … of net niet!

    Karakter- of persoonlijkheidstests hebben de voorbije jaren een sterke opgang gemaakt en roepen talloze vragen op. Zijn ze betrouwbaar? Wat moeten we ervan onthouden? Wanneer zijn ze aangewezen? Bij wie? Hoeveel kost zo’n test? Volstaan ze om een goed beeld te krijgen van een sollicitant of moeten er nog andere tests gebeuren? Deze nieuwsbrief probeert uw vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, zelfs de vragen die u niet hebt.

    ”Persoonlijkheidstests zijn proeven die niet-intellectuele eigenschappen in de brede zin van de persoonlijkheid onderzoeken, dat wil zeggen de conatieve en affectieve aspecten en de afwijkingen daarvan”. De woordenboekdefinitie van persoonlijkheidstests is vrij technisch. We zouden het als volgt kunnen samenvatten: een persoonlijkheidstest probeert te achterhalen wie iemand is, niet wat hij heeft gedaan of gestudeerd. Vandaag zijn persoonlijkheidstests alomtegenwoordig. Elk magazine telt er een of meerdere, het internet staat er vol van en ze zijn niet meer weg te denken uit selectiebureaus. Het is niet helemaal duidelijk waar ze ooit zijn ontstaan. We weten wel dat in Amerika werd gestart met het courante gebruik van een persoonlijkheidstest met de naam Woodworth psychoneurotic inventory. Het leger wou een test om te bepalen welke soldaten het stressbestendigst waren in gevechtssituaties tijdens Wereldoorlog I. De American Psychological Association vroeg een van zijn psychologen om een test uit te werken. Na de oorlog paste Robert Woodworth hem aan voor civiele toepassingen. De WPI, zoals de afkorting ervan luidt, bestaat uit 116 vragen waarop je met ‘ja’ of ‘neen’ moet antwoorden. Hij duurt tien minuten tot een kwartier. Een van de vragen is de volgende: “Heb je al ooit het vreemde gevoel gehad dat je niet meer je vroegere zelf was?”. Hij is beduidend minder onderhoudend dan de tests in Cosmopolitan, die ons vertellen op welk Friends-personage we het best lijken.


    Welke tests bestaan er zoal? 

    Er zijn talloze persoonlijkheidstests. De bekendste is de MBTI (de Myers Briggs Type Indicator). Het is een test waarmee iemands psychologische type wordt bepaald. Isabel Briggs Myers en Katherine Cook Briggs kwamen er in 1962 mee op de proppen. De test bepaalt de voorkeuren van de proefpersoon volgens 16 verschillende persoonlijkheidsprofielen en heeft 4 pijlers: extravert/introvert, indrukken/intuïtie, besluitvorming, aanpak.

    Een andere bekende test is de zogenaamde DISC die alleen over gedrags- en communicatiestijlen gaat. DISC staat voor Dominant, Influent, Stable, Conscientious. De DISC gebruikt vier kleuren om de persoonlijkheden te bepalen: conformiteit, stabiliteit, dominantie of invloed. Grote bedrijven gebruiken hem om multidisciplinaire teams samen te stellen die complementair moeten zijn. Tot slot is er ook de enneagramtest, die wetenschappelijker is en mentale, emotionele en instinctieve aspecten bekijkt. Hij helpt ons in te zien wie we in het diepst van onszelf zijn. Hij moet door een psycholoog worden afgenomen. (Meer informatie over de enneagramtest in het artikel Jezelf ontdekken als hefboom voor succes!)
     
    Wat wordt onderzocht?
    Verschillende bedrijven, met een eigen corebusiness, eigen doelstellingen en eigen services, zijn niet altijd op zoek naar hetzelfde. Toch zijn er trends en soft skills (niet-academische en veeleer emotionele vaardigheden) die meer in trek zijn dan andere. De tests proberen die soft skills in kaart te brengen.

    Eerst en vooral de creativiteit. Vaak verwachten we van een sollicitant dat hij kan aantonen dat hij anders, out of the box, kan denken. We willen immers dat hij met nieuwe ideeën en een andere visie komt. Die kwaliteit is erg gewild voor leiders. Dan is er de communicatie. Objectief en zonder affect kunnen uitdrukken waar het op staat, zonder iemand tegen de haren in te strijken, is een zeldzame kwaliteit waarnaar recruiters op zoek zijn. Deze geruststellende kwaliteit toont aan dat de sollicitant in staat is om zich snel en duurzaam in een team te integreren. Voorts het aanpassingsvermogen. Wie werkt, moet flexibel zijn en zich kunnen aanpassen. Hij moet openstaan voor veranderingen en bereid zijn zo nodig nieuwe taken uit te voeren. De sollicitant moet aantonen dat hij mee kan evolueren op het ritme van de activiteit en het bedrijf en snel het gebruik van nieuwe software of uitrusting onder de knie kan krijgen. Tot slot de samenwerking. Een bedrijf bestaat uit een heleboel medewerkers. Niemand werkt alleen in zijn eigen hoekje. De sollicitant moet over gemeenschapszin beschikken. Daaruit blijkt dat hij zin heeft om bij te dragen tot het welslagen van de groep en niet louter zijn eigen succes nastreeft.

    Doeltreffend of niet?

    Zijn persoonlijkheidstests doeltreffend? Dat is wat hr-directeurs zich al een tiental jaren afvragen. De specialisten raken het niet met elkaar eens. Sommigen zijn opgetogen over de resultaten, anderen meer dan sceptisch. “Ze zijn gewoon nutteloos, want ze hebben geen wetenschappelijke grond noch een link met de beroepsefficiëntie”, verzekert onderzoeker Jean Pralong van de bekende NEOMA Business School (een vooraanstaande Franse school). Hij bestudeerde 76 onderzoeksartikelen die in internationale wetenschappelijke tijdschriften verschenen en allemaal tot dezelfde conclusie komen: persoonlijkheidstests zeggen niets over professionele slaagkansen. “Prestaties hangen af van contexten, van interacties met collega’s, van iemands verhouding tot de arbeidsmarkt”, aldus Jean Pralong. Kortom, een sollicitant kan een superprofiel en een fantastische persoonlijkheid hebben, maar dat betekent helemaal niet dat hij de geschikte werknemer is. Wat kunnen we daaraan doen? Naast persoonlijkheidstests moeten we ook andere tests afnemen. We moeten de cognitieve vaardigheden evalueren door de (verbale, abstracte en/of digitale) logica en de algemene intelligentie te testen. “Hoe hoger een sollicitant scoort, hoe beter zijn loon en zijn hiërarchische evolutie, hoe langer hij de baan volhoudt en hoe groter zijn voldoening”, zegt Jean Pralong. Het probleem is dat slechts 3 % van de hr-directeurs die technieken kennen. We hopen dat deze newsletter dat percentage enigszins kan opkrikken.  

  • Tips voor een geslaagde EN efficiënte vergadering

    Hoelang duurt een ideale vergadering? Hoe kunnen we een vergadering efficiënt maken? Wie nodigen we uit? Welke punten moeten aan bod komen? Hoelang mag de vergadering duren? Wat moeten we ervan onthouden? Hoe delen we achteraf de informatie? Is een bepaalde dag of een bepaald tijdstip beter om te vergaderen? Hoe vermijden we dat collega's bezig zijn met hun laptop of gsm terwijl iemand aan het woord is? Welk fysiek comfort moet er zijn? Houden deze vragen ook u bezig? Dan hebt u geluk, want wij hebben enkele antwoorden voor u. :-)

    Een onderzoek in Frankrijk door Wisembly/IFOP sloeg drie jaar geleden in als een bom. Het onderwerp? Vergaderingen. De bevindingen: in Frankrijk worden het grootste aantal vergaderingen ter wereld gehouden, maar de overgrote meerderheid beschouwt ze als 'inefficiënt'. Uit dit onderzoek blijkt dat Franse kaderleden nog altijd veel tijd vergaderend doorbrengen. Niet omdat ze dat graag doen, maar omdat dit door 36 % van de ondervraagden wordt beschouwd als de “meest geschikte formule om belangrijke beslissingen te nemen. Naar schatting brengen de kaderleden in Frankrijk elk jaar gemiddeld 24 dagen al vergaderend door, ofwel bijna 5 weken. 80 % van de vergaderingen duurt langer dan een uur, het gemiddelde bedraagt 1 uur en 20 minuten. Dat is vrij lang als we zien dat de kaderleden gemiddeld drie vergaderingen per week hebben. Maar erg frappant is dat 35 % van hen vindt dat de helft van die vergaderingen binnen de onderneming inefficiënt is. Bovendien is 22 % van de kaderleden van mening dat minder dan één op de vier vergaderingen echt efficiënt verloopt. 

    De juiste vorm? Kort en niet te vaak

    Een vergadering beantwoordt aan een functionele behoefte (kennis verspreid over verschillende functies binnen de onderneming), een organisatorische behoefte (verschillende organisaties binnen de onderneming) of een omgevingsbehoefte (partners, derden, klanten …). Vergaderen is dus een essentieel instrument binnen een onderneming. Maar we mogen er niet van uitgaan dat vergaderen alle problemen oplost, en eindeloos vergaderen kunnen we beter vermijden. Dat wordt 'acute vergaderitis' genoemd. Afhankelijk van de verantwoordelijkheden, de aard van de onderneming en de onderwerpen die aan bod moeten komen, kan een vergadering verschillende gezichten krijgen. Wel kunnen we een poging doen om de juiste vorm van een vergadering te definiëren. Andrew Carton, hoogleraar aan de universiteit van Wharton, boog zich over dit thema voor de Wall Street Journal. Na heel wat onderzoeken over dit onderwerp kwam hij tot de conclusie dat vergaderingen relatief kort moeten zijn (maximaal 45 minuten), occasioneel (niet meer dan één keer per week), met slechts één agenda en ten hoogste zes deelnemers (tenzij het om een algemene vergadering gaat). Met meer mensen zal de vergadering niet productief zijn volgens hem. “In een overvolle vergadering zijn deelnemers geneigd zich minder verantwoordelijk te voelen en betwijfelen ze of hun inspanningen beloond zullen worden. Met als gevolg dat ze zich niet inzetten”, zo legt hij uit. Een fenomeen dat de onderzoekers 'sociale luiheid' noemen. De cijfers van de Franse peiling spreken dat niet tegen. 20 % van de ondervraagden meent inderdaad dat hun collega's te vaak aan het woord zijn, 17 % zwijgt om conflicten te vermijden, 16 % durft niet vrijuit te spreken en één op de tien deelnemers weet dat er niet geluisterd zal worden naar hem of haar. Wat moeten we dan doen? 


    De alternatieven

    Er bestaan uiteraard alternatieven voor de 'klassieke' vergadering: de meest traditionele en wijd verspreide formule met een agenda en deelnemers die rond een tafel gaan zitten om van gedachten te wisselen. Conferencecalls worden steeds populairder om beslissingen te nemen en projecten vooruit te laten gaan. Dan zijn er nog de mails of software voor gedeelde projecten. Maar er zijn nog andere mogelijkheden. Hebt u al eens deelgenomen aan een walk and talk? Dit type vergadering bestaat uit een groepswandeling, idealiter buiten de kantoormuren, waarop de deelnemers ideeën uitwisselen. Het voordeel? Frisse lucht is goed voor de creativiteit. Het nadeel? Om efficiënt te zijn, is vijf deelnemers het absolute maximum. Walk and talk is niet echt nieuw. In de Griekse oudheid ging Aristoteles al op die manier te werk met zijn leerlingen. Dan is er nog de brainstormingsessie. Dit type vergadering is zeer populair geworden in de jaren 2000. Het basisidee is dat alles wat ons te binnen schiet, op tafel kan worden gelegd en dat de andere deelnemers worden uitgenodigd om daarop 'in te spelen'. Het voordeel? Veel ideeën, creatieve pistes … zien het daglicht. Het nadeel? Er moet een duidelijke leider worden aangesteld om alle voorstellen in goede banen te leiden en tot een resultaat te komen. 


    En spelenderwijs?

    Ludieke vergaderingen zijn ook erg populair in België. De bedoeling is om de dynamiek en de cohesie van de groep te versterken en uiteindelijk beslissingen te nemen. Denk maar aan teambuildings. Dan is er nog de stand-up meeting: de medewerkers krijgen de vraag om (zoals de naam laat vermoeden) recht te blijven staan en om zich een voor een aan elkaar voor te stellen. Deze vergaderingen stimuleren de medewerkers mentaal en fysiek en voorkomen verveling. Dit soort vergaderingen vindt zijn oorsprong bij de Amerikaanse politie en het Amerikaanse leger, waarbij men zeer snel tot de essentie moest komen en de anderen moest overtuigen van de beslissingen die moesten worden genomen. Ook overgewaaid vanuit de Verenigde Staten: de zogenaamde positieve vergaderingen of bedankingsvergadering. Die bestaan erin om alle medewerkers te bedanken (voor hun beschikbaarheid, hun prestaties, hun stiptheid, hun positieve ingesteldheid …). Er worden niet meteen belangrijke beslissingen genomen, maar ze kunnen spanningen wegnemen en de medewerkers een beter gevoel geven. Zo zijn ze beter voorbereid voor toekomstige beslissingen. 


    Na de vergadering

    De periode na een vergadering is van cruciaal belang. Het slechtste wat kan gebeuren na een vergadering, is dat men zich de bedenking maakt dat alles wat er gezegd is, tot niets dient of geen enkel effect zal opleveren. We hebben het allemaal al eens meegemaakt dat de beslissingen in een vergadering eigenlijk al tijdens een vorige bijeenkomst waren genomen. Nog een herkenbare situatie: het misverstand. Om dergelijke situaties te vermijden, is het essentieel dat er tijdens een vergadering aantekeningen worden gemaakt of dat de vergadering wordt opgenomen (smartphone, Zoomit …). Zo kan snel een verslag worden gemaakt van de bijeenkomst, de laatste stap van een geslaagde vergadering. Dat verslag moet kort zijn en vooral vermelden wat moet worden gedaan (het bekende to-dolijstje), gevolgd door de naam van de persoon die daarvoor moet zorgen en de deadline (planning). Idealiter gebeurt dit met een projectmanagementdocument dat iedereen kan aanvullen of bijwerken. Klassiekers als “Ik dacht dat er beslist was om ...” behoren zo tot het verleden.

  • Hoe beheert u een bedrijfscrisis?

    Een overlijden, klanten die een onderneming de rug toekeren, pesterijen of ongewenste intimiteiten, geweld, collectief ontslag ... Een bedrijf krijgt soms te maken met situaties waarop het niet is voorbereid. Crisissituaties zijn soms kleinschalig en gemakkelijk op te lossen. Maar even vaak nemen ze grotere proporties aan en vormen ze zelfs een bedreiging voor de ziel van het bedrijf. Toch zijn er oplossingen om zulke penibele momenten te overwinnen. Achteraf gezien biedt een crisis soms zelfs nieuwe kansen. Tekst en uitleg.

    Op 8 juni 1999 ondervinden leerlingen van een school in Bornem gezondheidsproblemen na het drinken van een blikje Coca-Cola. Misselijkheid, braken, het aantal klachten neemt almaar toe. De hele week hult het bedrijf zich in stilzwijgen. Geen enkel bericht. De Belgische overheid mengt zich in de zaak en eist een onderzoek. Na enkele dagen ontdekt men dat enkele blikjes daadwerkelijk zijn besmet. De boosdoener is een ongevaarlijke stof die wel gezondheidsproblemen kan veroorzaken. Deze 'Belgische crisis', die ondertussen een Europese crisis is geworden, blijft niet zonder gevolgen. Door de hele zaak verliest Coca-Cola 13 % van zijn waarde op de beurs van New York. Het bedrijf is gedwongen om 100 miljoen flessen en blikjes uit de rekken te halen en te vernietigen. En nog eens 60 miljoen in voorraad. Kostenplaatje van deze crisis: meer dan 100 miljoen euro (in die tijd) en een nieuwe CEO voor het bedrijf. Wie ouder is dan 35 jaar, zal zich misschien nog herinneren dat enkele maanden later elk Belgisch gezin een waardebon kreeg voor een fles Coca-Cola van 1,5 liter in de supermarkt. Twintig jaar later is de situatie opnieuw wat ze was. Maar Coca-Cola heeft klappen gekregen op een markt waar het merk extreem populair is. Per jaar drinkt de gemiddelde Belg namelijk niet minder dan 75 liter Coca-Cola, een van de hoogste cijfers in Europa. Ter vergelijking: een Nederlander drinkt slechts 40 liter per jaar. Volgens de CEO van het merk was de crisis van juni 1999 de “ergste in de geschiedenis van Coca-Cola”.

     

    Een crisis, wat is dat eigenlijk?

    Algemeen gesproken verstaan we onder crisis “elke gebeurtenis die zich plotseling voordoet en een volledige organisatie (staat, bedrijf enz.) destabiliseert, en die gepaard gaat met een grote emotionele belasting waardoor deze organisatie haar houvast verliest”. Uiteraard bestaan er verschillende soorten crisissen. We kunnen ze in twee categorieën opsplitsen. Enerzijds zijn er de 'soorten' crisissen, anderzijds de 'contexten' van een crisis.

    Er bestaan drie 'soorten' crisissen:

    1. De communicatiecrisis. Deze crisis vindt de laatste jaren meer en meer ingang onder invloed van de sociale media. Het gaat hierbij om gebrekkige communicatie door het bedrijf. Een communicatiecrisis wordt gekenmerkt door een stommiteit, een misverstand of een beoordelingsfout.
    2. Vervolgens is er de structurele crisis. Daarbij verliezen mensen hun vertrouwen in een organisatie of speelt die haar geloofwaardigheid kwijt. Een dergelijke crisis heeft mogelijk zware gevolgen voor de verkoopcijfers. Dit is wat Volkswagen met 'dieselgate' is overkomen.
    3. Ten slotte is er nog de emotionele crisis. Deze crisis raakt de kern van de moraal, de ethiek of het gevoel. Een emotionele crisis is allesbehalve rationeel. Vraag maar aan de Delhaize-groep, die in maart van dit jaar in België met een emotionele crisis te maken kreeg. Tijdens de hoogdagen van het ecologische denken en de milieuproblematiek lanceerde Delhaize een actie waarbij klanten Lego-blokjes konden verzamelen. Allemaal afzonderlijk in plastic verpakt. Het hoeft geen betoog dat Delhaize een populair doelwit op de sociale media werd.

    Een crisis verschijnt niet uit het niets. Er is altijd een oorsprong, een oorzaak. Nicolas Vanderbiest, doctorandus aan de Katholieke Universiteit Leuven, identificeert acht oorzaken (zie artikel: 8 crisiscontexten). Maar hoe we dit fenomeen ook definiëren, voor een bedrijf is het vooral belangrijk om te weten hoe het een crisis kan aanpakken en hoe het zich erop kan voorbereiden. 


    Hoe bereidt u zich voor op een crisis?

    Een crisis is van nature zo goed als onvoorspelbaar. Toch kunt u zich erop voorbereiden. De eerste stap voor een directeur of een personeelschef die voorbereid wil zijn, is een crisiscel oprichten. Zo'n cel heeft meerdere doelstellingen. Ten eerste zal ze proberen om te anticiperen op bepaalde gebeurtenissen. Ze zal die gebeurtenissen aanpakken en strategieën opstellen om eruit te komen. En ten slotte zal ze lessen trekken uit de gebeurtenissen, om te voorkomen dat deze zich nog eens voordoen. Een crisiscel bestaat uit voorbereide en beschikbare mensen die aanwezig moeten zijn in geval van een crisis. Binnen een bedrijf moet u op elk niveau een aantal bekwame en capabele personen aanduiden. Deze personen moeten precies weten welke taak ze op elk moment hebben. Een crisiscel bestaat doorgaans uit minstens vier profielen. Eerst en vooral is er de celcoördinator. Deze persoon beheert en verdeelt de taken. Hij of zij staat ook in voor de logistiek. Een tweede profiel is de communicatiespecialist. Deze persoon bepaalt de boodschap en verspreidt die. Er is ook een lid van het directiecomité nodig. Deze persoon bevestigt de beslissingen. En ten slotte zijn er de uitvoerders: één of meerdere personen die de beslissingen uitvoeren. Het voltallige personeel moet de crisiscel kennen. In noodgevallen moet ze onmiddellijk in actie schieten. En ten slotte moet de cel leren om te anticiperen op moeilijkheden. Hiervoor bestaan er een aantal methoden. De meest doeltreffende methode is om fictieve maar plausibele scenario's op te stellen voor een hele reeks gevoelige onderwerpen. De crisiscel maakt een lijst van mogelijke crisissen (overlijden, pesterijen of ongewenste intimiteiten, staking, geweld ...) en stelt voor elke crisis een stappenplan op. 

     

    De vragen die de crisiscel zich moet stellen

    De mogelijke risico's in kaart brengen is dus de eerste taak van de crisiscel. Het is heel belangrijk dat ze regelmatig de tijd neemt om deze risico's te definiëren. Risico's zijn namelijk heel variabel. Vandaag de dag moet een bedrijf bijna een voltijdse werknemer inzetten om te 'waken' over wat er op de sociale media verschijnt en over het imago dat het uitdraagt. Tien jaar geleden had niemand kunnen voorspellen dat de sociale media zo allesoverheersend zouden worden, maar dit is de wereld waarin we nu leven. Als de lijst van risico's klaar is, moet men voor elk risico aanduiden wie belast is met de informatie omtrent de crisis. Met andere woorden: wie doet wat, wanneer, hoe, waarom en met wie? Uiteraard beschikken niet alle bedrijven over voldoende middelen om een crisis aan te pakken. In zo'n geval kunnen ze een beroep doen op specialisten die de touwtjes in handen nemen: 'crisisbegeleiders'. Weggegooid geld, denkt u? Vraag maar eens aan Coca-Cola of Volkswagen, die honderden miljoenen hebben verloren aan slecht beheerde crisissen. 

     

    De crisiscommunicatie 

    De crisiscommunicatie “bestaat uit alle communicatiemiddelen, -technieken en -acties die worden ingezet om de gevolgen te bestrijden van een gebeurtenis (ongeval, milieuverontreiniging, ontslag ...) die een negatief effect kan hebben op het imago van de betrokken organisatie of haar producten”. Communicatie is het fundament van alles. Bedrijven zijn doorgaans niet erg gesteld op communicatie. Het boezemt hen schrik in. Maar het ergste wat een bedrijf kan doen tijdens een crisis, is niet communiceren. Dit geeft de indruk dat bepaalde zaken worden verzwegen of dat 'het ergste nog moet komen'. Communiceren betekent niet 'alles vertellen'. Naargelang de crisis kunnen en moeten bepaalde elementen geheim blijven. Maar het informatieproces tijdens een crisis moet wel transparant zijn. Na de dramatische ontploffing in de kerncentrale van Fukushima tien jaar geleden hielden de Japanse overheid en de beheersmaatschappij van de site elke ochtend en avond op een vast uur een korte persconferentie. Zelfs als er niets te vertellen was. Zo wilde men duidelijk maken dat het contact met het publiek belangrijk is en moet worden onderhouden. Het was ook een manier om te tonen dat de overheid heeft ingezien wat de gebeurtenissen inhouden. Het is vanzelfsprekend belangrijk om te vermelden dat goede communicatie de feiten niet doet vergeten. Wat is gebeurd, is gebeurd. Maar goede communicatie kan evenwel de gevolgen verzachten en het begin inluiden van een helingsproces. Meer nog, vaak leidt ze zelfs tot onverwachte buitenkansen. 


    Het geval 'Leclerc'

    De groep Leclerc is een van de grootste distributiegroepen in Europa. In 2005 werden in het zuidwesten van Frankrijk tientallen personen (voornamelijk kinderen) die gehakt hadden gegeten, het slachtoffer van een ernstige voedselvergiftiging. De distributiegroep E. Leclerc roept nog diezelfde dag in heel Frankrijk alle ingevroren hamburgers van het merk in kwestie terug. Vervolgens spoorde de keten alle mogelijke kopers van het vlees op. Hiervoor werden zelfs de kassabonnen van de winkels gebruikt. Meer nog, Michel-Edouard Leclerc sprak op zijn persoonlijke blog zijn steun aan de slachtoffers uit. Hij schreef: “De toestand van de erg zieke kleine jongen lijkt niet te verbeteren. Mijn gedachten zijn bij hem en zijn familie.” Dankzij deze beheerste communicatie heeft Leclerc deze crisis doorstaan zonder noemenswaardige gevolgen. De situatie bood zelfs de gelegenheid om een aantal kwaliteiten en waarden van het bedrijf, zoals empathie, te benadrukken. Zo werd de crisis een onverwachte buitenkans.

  • “Laat voeding uw medicijn zijn en uw medicijn uw voeding”, wist Hippocrates

    De voorbije tien jaar is voeding uitgegroeid tot een gespreksthema bij veel werknemers en HR-verantwoordelijken. Veel kleine of grote bedrijven bieden hun medewerkers tegenwoordig de mogelijkheid om te ontbijten, te lunchen of zelfs ’s avonds te eten op het werk. Met vanzelfsprekend de nodige aandacht voor de kwaliteit van geselecteerde voedingsmiddelen. Sommige onderzoeken zoals de barometer Ipsos-Edenred 2018 tonen duidelijk aan waaraan HR aandacht moet besteden. Tekst en uitleg.

    Weinig mensen beseffen dat de impact van onze voeding meteen voelbaar is in de eerste uren na een maaltijd. Eenvoudig gezegd: de kwaliteit en het soort voedsel dat we op het werk consumeren, bij het ontbijt of de lunch, heeft een invloed op het mentale en op onze fysieke of intellectuele inspanningen tijdens onze dagtaak. In 2015 heeft de Internationale Arbeidsorganisatie hieromtrent het eerste grote internationale onderzoek gepubliceerd. De resultaten zijn treffend. Een te arm dieet, een te rijke voeding op de werkplek of een onaangepaste voeding kan ten koste gaan van de productiviteit van bedrijven. Het onderzoek bevestigt trouwens dat een betere voeding op het werk de nationale productiviteitsgraad gevoelig doet stijgen. Bovendien toont het aan dat sommige voedingspatronen niet alleen zwaarlijvigheid kunnen voorkomen, maar ook en vooral het aantal ziektedagen en arbeidsongevallen kunnen terugdringen. 

     

    20 % minder productief

    Volgens Amerikaans schrijver en journalist Christopher Wanjek “worden rijke landen geconfronteerd met de buitensporige kosten van chronische ziekten en zwaarlijvigheid. Gerichte acties werken niet. Gezonde voeding aanbieden op het werk is de beste manier om iedereen dagelijks minstens één gezonde maaltijd te laten eten, maar vooral ook om ongevallen en een daling van de productiviteit tegen te gaan”. De Internationale Arbeidsorganisatie doet in haar onderzoek een aantal vaststellingen. Zo vernemen we dat een op de tien mensen last heeft van zwaarlijvigheid of overgewicht. En dat een slecht voedingspatroon de productiviteit met 20 % kan doen dalen. Aan voeding gerelateerde niet-overdraagbare ziekten vertegenwoordigen wereldwijd 46 % van de ziekten en 60 % van de sterfgevallen. Alleen al hart- en vaatziekten wordt 30 % van de wereldbevolking fataal. Bovendien toont het onderzoek aan dat het risico op ziekteverzuim tweemaal hoger is bij zwaarlijvige werknemers dan bij fitte werknemers. Een HR-beleid op het gebied van voeding is dus zeker niet overbodig …

     

    Hoe zit het in België?

    In België is er een stijgende vraag naar gezonde en evenwichtige voeding. Dat bedrijven een steeds grotere rol kunnen spelen in het welzijn van hun medewerkers, geniet meer en meer erkenning. Vandaag is een lunchpauze veel meer dan een gewone break in de loop van de dag, we nemen even de tijd om iets gezonds te eten om ons beter te voelen in de loop van de namiddag.

    De zevende editie van Food-barometer van Edenred (een enquête van 2018 bij 25.000 werknemers en 1.400 restauranthouders in 8 Europese landen waaronder België) brengt een aantal interessante aspecten aan het licht. 75 % van de Europeanen neemt een pauze om te lunchen (5 % meer dan in 2014), 27 % daarvan luncht vaak aan zijn bureau, 94 % van de Belgen eet regelmatig op de werkplek. Belgen blijven trouwens erg gehecht aan hun zelfgemaakte lunchbox: liefst 57 % neemt een zelfgemaakt gerecht mee naar het werk.  In 2013 koos slechts 28 % van de Europeanen een restaurant op basis van gezonde menu’s. Vandaag is dat 43 %. 72 % van de Europese werknemers (+ 43 % sinds 2016) vindt vandaag dat een bedrijf kan bijdragen aan een gezond voedingspatroon en het welzijn van zijn werknemers door diverse maatregelen te nemen. 


    Wat kunt u als bedrijf concreet doen?

    Om te beginnen afstappen van deze aloude overtuiging. “Veel landen en bedrijven houden nog vast aan het naoorlogse credo dat je de ‘troepen moest vetmesten’. Het idee hierachter was dat de werknemer vooral genoeg eten moest krijgen, de kwaliteit kwam op de tweede plaats”, benadrukt de heer Wanjek, die vindt dat er absoluut verandering moet komen.

    Dat kan op verschillende manieren:
    Sommige landen stippelen een beleid uit om bedrijven zorg te helpen dragen voor de gezondheid van hun medewerkers. Bijvoorbeeld in Oostenrijk, waar 12 % van de bevolking zwaarlijvig was in 2001. In 2005 zijn vakbonden en bedrijven rond de tafel gaan zitten en gestart met het restaurantconcept ‘Lichte, gezonde en eerlijke voeding op het werk’. Dit concept steunde op 3 pijlers: een grootschalige informatiecampagne, demo’s ter plaatse en HR-begeleiding.

    Nog concreter is de insteek van Google of Facebook (ook in Europa) die restaurants selecteren volgens welbepaalde criteria (bio, recyclage, …) en de bestellingen van hun medewerkers in die restaurants betalen.

    Ook origineel is het initiatief La Ruche qui dit Oui, een Franse start-up. Dit startersbedrijfje installeerde zelf een keuken en elke dag staan werknemers die zich hebben ingeschreven zelf aan het fornuis. Het bedrijf bekostigt de (kwaliteitsvolle bio-)ingrediënten en voorziet in het nodige keukengerei om voor iedereen een maaltijd te bereiden.

    Veel is er dus niet nodig om de voedingsgewoonten van medewerkers te veranderen. Enkele tips volstaan. Om te beginnen geen snoep- en/of frisdrankautomaten installeren, maar waterfonteinen en yoghurt- en fruitautomaten. Twee: fruit- en/of groentekorven en natuurlijke vruchtensappen aanbieden. Drie: werknemers een geschikt lokaal ter beschikking stellen om te eten is een aanrader (een refter of een ruimte waar ze kunnen gaan eten). Zo eten ze niet voor hun computerscherm. Ze nemen een pauze en verzetten even de zinnen. Bovendien bevordert dit de contacten tussen de werknemers. 

  • Mobiliteit, een prioriteit voor HR

    Ecologische voetafdruk, tijdverlies, stilstand op de grote wegen, vervoersproblemen of alternatieve vervoersmiddelen, economische kostprijs … Mobiliteit staat al enkele jaren hoog op de agenda. In de bedrijfswereld is dit een centraal thema geworden. Het komt erop aan om de werknemers te ontzien en hen zo veel mogelijk comfort te bieden. Ook economisch. Een kort overzicht.

    Sinds twee decennia is mobiliteit een belangrijk thema in het dagelijkse leven en dus ook bij de ondernemers. In het begin ging het vooral over werknemers die voor een alternatieve vorm van mobiliteit kozen, zoals carpoolen, of die hun wagen liever aan de kant lieten. Later ging het ook over de ecologische impact, de kostprijs van de files (10 euro/uur voor een auto, 78 euro/uur voor een vrachtwagen) en het welzijn van de werknemers (via telewerk bijvoorbeeld). De eerste ommekeer in het mobiliteitsdebat werd ingeluid door de komst van het internet, digitale hulpmiddelen en de informatica in het begin van de jaren 2000. Daardoor konden we op een andere manier gaan nadenken over onze relatie met werk. Voor het eerst sinds het bestaan van de mensheid hoeft de mens namelijk niet meer 'naar zijn werk te gaan' om te werken. De tweede ommekeer kwam er recenter, een tiental jaar geleden, en heeft betrekking op het ecologische aspect. Steeds meer Belgen worden zich namelijk bewust van de ecologische impact van hun persoonlijke verplaatsingen. Soms zoeken ze naar manieren om hun gedrag te veranderen. En sommigen verwachten dat hun onderneming hiervoor concrete oplossingen aanreikt.

     

    In welk opzicht is mobiliteit een prioriteit geworden voor HR?

    Momenteel is de mobiliteit in België niet goed georganiseerd. Het dichtslibben van onze auto- en spoorwegen vormt een groot probleem voor zowel de ondernemingen als de burgers en kost de maatschappij handenvol geld. De OESO heeft het over een verlies van 2 % van het bbp in België. Het transport heeft ook grote gevolgen voor het milieu en is verantwoordelijk voor 22 % van de uitstoot van broeikasgassen. Bovendien tast het de luchtkwaliteit lokaal aan door verschillende verontreinigende stoffen (fijn stof, NOx, CO …).

    Deze cijfers indachtig pleiten steeds meer politici ervoor om de ondernemingen verplichtingen op te leggen. Ze moedigen de bedrijven aan, of verplichten hen soms, om oplossingen te vinden. Zo verplicht het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 2004 zijn grootste ondernemingen om een bedrijfsvervoerplan (BVP) op te stellen. Deze verplichting geldt voor alle instellingen, zowel privé als openbaar, waar meer dan honderd mensen tewerkgesteld zijn op één plaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een maatregel die niet verplicht is in Vlaanderen en Wallonië. Leefmilieu Brussel controleert of de bedrijven deze verplichting nakomen. Het bedrijfsvervoerplan gaat een stap verder dan de diagnose die werd gevraagd op federaal niveau voor hetzelfde type ondernemingen. In 2019 is het mobiliteitsprobleem dus een prioriteit in België.

    Wat doen we dan concreet? 

    De ene onderneming is de andere niet. De grootte en de ligging van het bedrijf, de leeftijd van de werknemers, de loonpakketten of gewoon de sector waarin de onderneming actief is: al die factoren beïnvloeden de behoeften en oplossingen op het vlak van mobiliteit en het vervoer van de werknemers. Bij de Europese Commissie bijvoorbeeld maakt minder dan 30 % van de werknemers de verplaatsing naar het werk met de wagen of motorfiets. In de industrie is dat 86 % van de werknemers.

     

    Er bestaan heel concrete maatregelen en 'cases' die kunnen worden toegepast in de ondernemingen. Voor de fiets bieden sommige Belgische ondernemingen de volgende maatregelen aan: een fietsvergoeding, een overdekte stalling, een fietsparking, een kleedkamer (soms met een douche) om zich om te kleden, beveiligde parkeerplaatsen, dienstfietsen en een onderhoudsdienst. Wat carpoolen betreft bieden sommige ondernemingen aan om de gegevens te beheren, parkeerplaatsen ter beschikking te stellen en de verplaatsingsonkosten volledig of gedeeltelijk terug te betalen. Maatregelen om het gebruik van het openbaar vervoer (metro, trein, tram en/of bus) aan te moedigen zijn doorgaans de volledige terugbetaling van het ticket of de organisatie van specifiek collectief vervoer voor de onderneming. Ons land mag best trots zijn op wat er al is bereikt.  In België kan meer dan 30 % van de werknemers een mobiliteitscoördinator aanspreken: een vast aanspreekpunt voor informatie over de verschillende vervoersmogelijkheden. 9 % van de bedrijfseenheden, waar 22 % van de werknemers die onder de diagnoseverplichting vallen is tewerkgesteld, beschikt over een bedrijfsvervoersplan. 18 % van de werkgevers verklaart ook met de gemeentediensten te overleggen over mobiliteit.

     

    En op fiscaal vlak?

    In België zijn er tal van algemene principes en mechanismen waarmee zowel de werkgever als de pendelaar rekening moet houden. Zo bestaat er een niet-belastbare kilometervergoeding tot € 0,15/km voor de werknemers die hun woon-werkverkeer volledig of gedeeltelijk te voet afleggen. Deze voetgangerspremie is wel beperkt tot € 380 per jaar. Voor bepaalde maatregelen voor fietsers (aankoop van een fiets, kleedkamer …) geldt een belastingvrijstelling tot 120 %. De werkgever kan zijn werknemers ook tot € 0,23/km betalen voor de woon-werkverplaatsingen (heen en terug) per fiets. De tussenkomst voor carpoolen voor het woon-werkverkeer is combineerbaar met andere voordelen voor de kilometers die op een andere wijze worden afgelegd: per fiets, te voet of alleen met de wagen. De carpoolvergoeding kunt u op twee manieren verkrijgen:

    1. Ofwel kiest u ervoor om de beroepskosten te bewijzen. In dat geval komen de chauffeur en de passagier in aanmerking voor een vergoeding van € 0,15/km.
    2. Ofwel gaat u voor een forfaitaire tussenkomst.

     

    Om werknemers aan te moedigen om met het openbaar vervoer naar het werk te komen, moeten de ondernemingen minstens 75 % van de abonnementskosten voor hun rekening nemen. Tot slot zien we dat sinds de hervorming van de personenbelasting de ondernemingen de kosten voor de invoering, de aankoop en het beheer van een collectief vervoersmiddel voor de werknemers van de onderneming tot 120 % in mindering kunnen brengen. Voor telewerk (cf. artikel: Telewerk, goed om te weten) kan een werknemer een niet-belastbare vergoeding tot € 40 per maand krijgen om diens concrete behoeften op dat vlak te dekken. 

     

    Het mobiliteitsbudget: nog een stap verder

    Het mobiliteitsbudget stoelt op een eenvoudig principe: de werknemer krijgt een maandelijks bedrag, zodat hij al zijn verplaatsingen met alternatieve vervoersmiddelen kan doen. De doelstelling is een betere mobiliteit voor iedereen en een kleinere ecologische impact door groenere vervoersmiddelen te gebruiken.

     

    Meer informatie op mobility.edenred.be

  • Dankbaarheid in de bedrijfswereld, wat is dat?

    Tot enkele jaren geleden was dankbaarheid in de bedrijfswereld als een oud fotoalbum dat in een kist op zolder lag te verkommeren. Ze verzamelde enkel stof en niemand was er echt in geïnteresseerd. Maar plots tonen een aantal studies aan hoe belangrijk dankbaarheid op de werkvloer is. Ze zou de positieve gevoelens versterken, stress verminderen en doelstellingen sneller helpen te bereiken. Maar hoe pas je dankbaarheid in de praktijk toe? Wanneer en vooral, in welke vorm, wordt ze uitgedrukt? Zoveel vragen waarop we een antwoord proberen te zoeken.

    Dankbaarheid is een gevoel van affectie, een beproefde erkenning naar aanleiding van een bewezen dienst of een goede daad. Dankbaarheid is geen feedback of waardering. Dankbaarheid raakt personen in hun geheel. Het probleem is dat er geen eenduidige definitie van dankbaarheid bestaat. Om alvast wat duidelijkheid te scheppen, beschouwen we dankbaarheid hier als een synoniem voor erkenning. Dankbaarheid invoeren in een bedrijf is streven naar een omgeving waarin iedere medewerker zich gewaardeerd voelt voor wie hij is en niet enkel voor wat hij doet. Dankbaarheid erkent inderdaad de waarde van werknemers als mens en niet alleen hun waarde die rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van hun taken. Bovendien houdt dankbaarheid in dat we beseffen dat alle positieve elementen of behaalde successen ook te danken zijn aan anderen: collega's, het management, een werknemer, externe medewerkers ... In de bedrijfswereld zijn concurrentie en territoriaal gedrag de regel. Logisch dus dat dankbaarheid er niet spontaan wordt uitgedrukt. Algemeen gesproken was het in de bedrijfswereld lange tijd 'not done' om positieve of negatieve gevoelens te uiten. In het slechtste geval werd dat beschouwd als een teken van zwakte, in het beste geval als een vorm van onprofessioneel gedrag. Dit beeld is aan het veranderen. Hr-afdelingen nemen in hun personeelsbeleid meer en meer opleidingen inzake welzijn, mindfulness, empathie ... op. Het doel: werknemers volledig zichzelf kunnen laten zijn binnen een bedrijf. Hetzelfde geldt voor dankbaarheid.


    Erkenning oké, maar wat erkennen?

    Erkenning op de werkvloer biedt voordelen voor iedereen: de werknemers, het bedrijf, het management ... Maar wat erkennen we eigenlijk? Eerst en vooral de persoon. We moeten aandacht besteden aan het individu en niet aan de bediende of arbeider zoals die door zijn functie wordt gedefinieerd. Dergelijke erkenning wordt uitgedrukt in termen van een intermenselijke of collectieve relatie. Dit houdt bijvoorbeeld in dat werknemers 's morgens enkele minuten krijgen om elkaar te begroeten of dat ze de beslissingen van het bedrijf mee mogen nemen. De inzet van werknemers erkennen is ook heel belangrijk. Dit betekent dat de werknemer de indruk krijgt dat wat hij zelf heeft gegeven, van belang is en werd opgemerkt. Wat het resultaat ook mag zijn. In dit geval kan de erkenning de vorm aannemen van een 'dank je'. Maar net zo goed kan de werknemer de kans krijgen om een of andere opleiding te volgen of om zijn tijd anders in te delen, zodat hij de doelstellingen de volgende keer haalt. Een andere manier om dankbaarheid te tonen, is de resultaten erkennen. Dit is voor iedereen de meest objectieve vorm van erkenning, want ze is kwantificeerbaar en meetbaar. Vaak tonen bedrijven deze erkenning in de vorm van een winstdeling of bonussen en zelfs een loonsverhoging. De vierde vorm van erkenning is minder voor de hand liggend en minder bekend. We hebben het over de kwaliteit van het werk erkennen, ongeacht het resultaat en de geleverde inspanningen. Hierbij toon je dankbaarheid voor de kwaliteit van verkoopargumenten, van presentaties binnen het bedrijf of daarbuiten, van een dossier ...


    Ontegensprekelijke voordelen 

    De Edenred-Ipsos barometer van 2011 geeft aan dat in Frankrijk het gebrek aan erkenning de grootste demotiverende factor is, nog vóór het loon. Ook soortgelijke studies over heel Europa leveren een vergelijkbaar resultaat op. Aan de andere kant is het effect van een puur financiële erkenning (zoals een loonsverhoging) van erg korte duur. Na amper twee tot drie maanden is de werknemer al gewend aan zijn nieuwe situatie. Dit toont aan dat de kwaliteit van de menselijke relaties en respect en erkenning voor het individu van essentieel belang zijn voor de goede werking en de duurzaamheid van een bedrijf. Algemeen gesproken gaan de wetenschappelijke onderzoeken zelfs nog een stapje verder. Het gebrek aan erkenning zou rechtstreeks een negatieve impact hebben op de gezondheid. Jarenlang heeft professor Chris Peterson, een pionier op het vlak van de positieve psychologie, aan zijn studenten gevraagd om een bedankbrief te schrijven aan een persoon die een belangrijke rol heeft gespeeld in hun leven. Zo stelde hij vast dat studenten die het spel meespeelden, daar een erg goed gevoel aan overhielden. Een effect dat nog werd versterkt als ze hun brief hardop voorlazen. Ook zag hij dat de persoon die de brief ontving, zelf heel gelukkig was ... en dit op zijn beurt uitstraalde naar andere personen. Onze erkentelijkheid tonen aan anderen (collega, medewerker, leidinggevende, assistent ...) voor wat ze ons bijbrengen of omdat ze ons in staat stellen om te (be)leven, is dus veel meer dan een teken van beleefdheid. Het is als het ware opgenomen worden in een cirkel van deugdzaamheid die een gevoel van welbehagen oproept bij diegene die erkenning toont en bij diegene die ze ontvangt. 

     

    Wat kan ik als hr-professional concreet doen?

    Slechts 21 % van de kinderen van 6 jaar drukken hun erkentelijkheid uit. Dankbaarheid ervaren en verantwoordelijkheid toekennen wordt sterker tussen 7 en 10 jaar.  Met andere woorden, dankbaarheid is niet aangeboren. Maar dit is goed nieuws, wat het geeft iedereen van ons de kans om ons deze bijzondere uitdrukking eigen te maken en ze in stand te houden (zie artikel: 6 dingen die je moet weten over dankbaarheid). In de bedrijfswereld gebeurt dit in de vorm van diverse acties.

    Ten eerste: luisteren. Vervolgens de mensen laten deelnemen aan de verschillende overleg- en beslissingsprocessen. Maar het belangrijkste is om rekening te houden met wat er wordt gezegd en het dagelijkse leven van de werknemers te verbeteren. Het volstaat niet dat werknemers zich gewaardeerd voelen. Ze moeten zien en ervaren dat de zaken in hun voordeel veranderen. Pas dan kunnen ze zich echt beter voelen. Erkenning in de bedrijfswereld houdt ook in dat dezelfde regels zo nauwkeurig mogelijk worden toegepast voor iedereen. En ten slotte betekent het open zijn over beslissingen en doelstellingen. Echte erkenning komt eigenlijk neer op tonen dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, waar op de hiërarchische ladder we ons ook bevinden. In tegenspoed. En in voorspoed.  

  • Waar moet je in 2019 absoluut op letten?

    Anticiperen op de bewegingen en voorspellen wat er in de – verre of nabije – toekomst zal gebeuren, dat doe je niet in een-twee-drie. In 2019 gaan we de laatste rechte lijn in naar de symbolische 20/20 van 2020. Er zijn dit jaar heel wat veranderingen op til, vooral op het vlak van artificiële intelligentie, door de massale instroom van millennials op de arbeidsmarkt. Wat heeft dit jaar voor HR in petto? Welke trends mogen we verwachten? Een kort overzicht.

    Hoe zal mijn beroep eruitzien? Wat zou ik moeten doen? Waarop zou ik moeten letten om mee te zijn? Dit zijn vragen waar heel wat werknemers mee zitten, en die vooral zwaar op de maag liggen binnen de HR-sector. Fouten zijn er namelijk niet toegestaan, niet voor de managers en niet voor de rekruteerders.

    De professionele wereld verandert. En de benamingen ook. Zo hadden we in de jaren 60 een baas en in de jaren 80 een directeur, maar sinds de jaren 90 hebben we het over een manager. De werknemers van de jaren 70 werden in de jaren 2000 medewerkers en sinds een jaar spreken we van talenten. 2019 wordt het jaar van de ‘werkbeleving’. Dit is onder meer de som van alle functies die één persoon sinds zijn aanwerving binnen hetzelfde bedrijf heeft uitgevoerd. De concurrentiestrijd is groot, want iedereen wil natuurlijk de beste profielen aantrekken (zie OpenSpace #20 – We want you). Als je dus anno 2019 een kandidaat een kwaliteitsvolle ‘werkbeleving’ kunt aanbieden, dan heb je als HR een belangrijke troef in handen.  Vereisten voor een vernieuwende werkbeleving: de relatie met de talenten transformeren volgens het principe ‘symmetrie van de aandacht’ (zie volgende artikel ‘Symmetrie van de aandacht’). Deze beleving is ook een combinatie van aangename en onaangename momenten. HR moet zijn talenten uiteraard zo veel mogelijk aangename momenten proberen te bezorgen. Creativiteit en originaliteit op de werkvloer staan hierbij centraal. Vandaag maken bedrijven bijvoorbeeld gebruik van gamification in hun rekruteringsproces. Ze trekken steeds vaker kandidaten aan met ‘escape games’, een hackathon of een zoektocht. Kortom, kansen genoeg om een fijne ‘werkbeleving’ te creëren.

     

    Solliciteren met een video?

    Sommige mensen vinden het begin 2019 misschien belachelijk dat we ons afvragen of we binnenkort met een video kunnen solliciteren. En toch lijkt deze trend zich sneller aan te dienen dan gedacht. Wie had in 2000 kunnen vermoeden dat bpost (toen nog De Post) twintig jaar later vooral reclamefolders en pakketten zou bedelen in plaats van brieven en andere poststukken? Rekruteren met een video in 2019? Redenen genoeg om aan te nemen van wel. Ten eerste zijn video’s en beeldfragmenten vandaag dé communicatiemiddelen bij uitstek. Stukje bij beetje palmen ze de markt in. Bovendien komen video’s steeds vaker aan bod in het rekruteringsproces. Bedrijven stellen zo bijvoorbeeld hun organisatie voor aan mogelijke kandidaten. Zij weten namelijk dat video’s snel een pak interessante kliks op de sociale netwerken opleveren, en de vacature dus extra onder de aandacht brengen. Anderzijds zijn video’s ook een originele manier om in enkele seconden een idee te krijgen van een kandidaat, zijn vaardigheden en zijn inlevingsvermogen ... Binnenkort worden de vacatures dus wellicht afgesloten met: “Interesse? Stuur je motivatievideo naar …” Niet alle generaties lopen hier misschien voor warm, maar met de komst van de millennials zou alles wel eens snel kunnen veranderen.

    De komst van de millennials 

    De fameuze millennials, over wie men het al enkele jaren heeft, zullen tegen 2020 de helft van de actieve bevolking in Europa uitmaken. Millennials? Dat is de generatie kinderen die tussen 1980 en 2000 geboren zijn. Hun komst zet heel wat zekerheden en gewoontes op losse schroeven. Ze willen namelijk meer beleving op de werkvloer. En soms zelfs zo veel mogelijk belevingen tegelijk. Voor de meesten van hen is een ‘contract van onbepaalde duur op 30-jarige leeftijd’ in een stabiele job eerder een vloek dan een zegen. Zij verlangen ook een beter evenwicht tussen werk en privé dan de generatie ervoor. Millennials willen flexibele werkuren en een interessante job die ze perfect thuis of elders buiten de bedrijfsmuren kunnen uitvoeren. Bovendien zijn ze veel minder ‘betrokken’ dan de vorige generatie. Het opvallendste resultaat van een wereldwijde studie van de verzekeringsmaatschappij AON in 2016 was namelijk dat de betrokkenheid sterk varieert naargelang de generatie. Bij de babyboomers (geboren vóór de jaren 70) is deze betrokkenheid het sterkste aanwezig (70 %). Ze worden gevolgd door generatie X (geboren vóór de jaren 80) en generatie Y of de ‘millennials’ (geboren vóór de jaren 2000), die het laagste scoren (gemiddeld 63 %). Naast deze lagere betrokkenheid stellen we ook dit vast: millennials vinden hun levenskwaliteit belangrijker (84 %) dan hun werk. HR-managers kunnen dus niet anders dan de arbeidsovereenkomst aanpassen aan deze nieuwe generatie. 

     

    ‘Tot in het oneindige en verder’

    Nog een belangrijk aandachtspunt in 2019: het ruimtelijke aspect overwinnen. Natuurlijk niet de ruimte als in ‘heelal’, maar de ruimte die we binnen de bedrijfsmuren met elkaar delen. Een klassieke kantoorindeling (individuele burelen met een deur, raam ...) is al een paar jaren passé. De werkomgeving en de inrichting zijn vandaag net zo bepalend geworden voor de productiviteit als het loon. Door de muren te slopen en er een ‘open space’ van te maken, hebben we de ruimte symbolisch opengebroken en de deur opengezet voor nieuwe flexibele en multidisciplinaire manieren van werken. In 2019 moeten de werkruimtes, nog meer dan in 2018, inzetten op prestatiegerichtheid én beleving. Creatieve open bureauruimtes, boxen, informele overleghoekjes, recreatieve zalen ... De komende jaren zullen we ze steeds vaker zien opduiken in de Belgische bedrijven. 

     

  • Hoe trek je goede leidinggevenden en managers aan?

    In de organisatie van een onderneming moet iedereen zijn plaats en een welomschreven functie hebben. De profielen zijn vaak heel uiteenlopend. Er zijn mensen die uitvoeren en er zijn er die beslissingen nemen. Er zijn ook leiders en 'facilitators'. We noemen die leidinggevenden of managers. Maar is dat hetzelfde? En wat is dan het verschil? Word je zo geboren of valt dat aan te leren? Over welke eigenschappen moeten ze beschikken? Hoe vind je ze? Hoe haal je ze binnen en hoe laat je ze klimmen op de bedrijfsladder? Deze nieuwsbrief reikt je praktische tips en concrete methodes aan. Een woordje uitleg.

    Leidinggevende of manager? Een terechte vraag voor bepaalde mensen. Anderen stellen zich die vraag dan weer helemaal niet. Zij denken immers dat leidinggevende en manager synoniemen zijn. En toch zijn er meerdere verschillen tussen een leidinggevende en een manager. Er is zelfs één fundamenteel verschil dat te maken heeft met waar zijn autoriteit binnen de onderneming vandaan komt ... Een manager wordt immers aangeduid door zijn hiërarchie. Hij staat als baas boven een team dat daarover niet veel te zeggen heeft. Een manager in een onderneming kreeg in de eerste plaats een status. In tegenstelling tot een manager heeft een leidinggevende geen status, maar geniet hij erkenning omwille van bepaalde vaardigheden of ervaringen. Of iemand een leidinggevende is, wordt nooit beslist door zijn hiërarchie, maar wel door de andere medewerkers.

    Het is trouwens de taak van de manager om doelstellingen te bepalen en het werk zo te organiseren dat die doelstellingen worden ingelost. Hij geeft duidelijke en precieze richtlijnen opdat de verschillende taken worden uitgevoerd met naleving van het budget, de termijnen en beschikbare hulpmiddelen. De manager houdt zich bezig met de invoering, meting en inlossing van de doelstellingen. Hij controleert het werk van zijn team om de doelstellingen te behalen of te overtreffen. De leidinggevende heeft een visie en inspireert anderen om die visie om te zetten in concrete resultaten. Hij stimuleert ze om deel uit te maken van iets groots. De leidinggevende wil dingen in beweging zetten, wil gewoonten omgooien. Hij pleit voor verandering en vernieuwing, ook als dat anderen niet zint of ontregelt. De manager volgt en verbetert dat wat er al is. Een ander verschil is dat leidinggevenden risico's nemen, terwijl managers die net onder controle proberen te houden. Leidinggevenden proberen nieuwe dingen uit. Ze zijn niet bang om te falen, maar zien dit gewoon als een stap op weg naar succes. Managers proberen risico's eerder tot een minimum te beperken. Ze gaan problemen liever uit de weg dan ermee te worden geconfronteerd. Maar er zijn uiteraard nog andere verschillen. Belangrijk om te onthouden, is dat een HRM managers en leidinggevenden nodig heeft in zijn onderneming. Sommige mensen kunnen trouwens beide rollen vervullen.

     

    Je kunt leren een manager en leidinggevende te worden ...

    De grote fout die veel mensen maken, is geloven dat we in ons een natuurlijk werk-DNA dragen dat maakt dat we bepaalde taken (of bepaalde functies) beter kunnen dan andere. Dat is uiteraard compleet fout. Mensen evolueren voortdurend en leren constant bij. Net zoals we een taal leren spreken, een sport onder de knie kunnen krijgen of een muziekinstrument leren bespelen, kunnen wij ook technieken aanleren om een goede manager te worden. Een goede leidinggevende worden, is daarentegen iets moeilijker ...


    HR-specialisten en sociologen hebben daarover uiteenlopende meningen. We geloven tegenwoordig graag dat je niet als leidinggevende wordt geboren (op zeldzame uitzonderingen na), maar dat je opvoeding, ontmoetingen, familie, vrienden en andere factoren waarmee je sinds jonge leeftijd te maken kreeg je hebben gemaakt tot de volwassene die je nu bent. Voor management is dat compleet anders. Sommige mensen die blijk geven van een zeker potentieel kunnen, zelfs als ze nooit een team hebben geleid, uitstekende managers worden. Opleidingen, seminaries, lezingen, coaches of zelfs het leven binnen de onderneming van andere managers kunnen helpen met de beslissing om iemand tot manager te promoten.
     

    Rode vlaggen 

    Om zeker te zijn dat de aanstelling van een nieuwe manager geen grote fout is, moet de HRM de waarschuwende rode vlaggen kunnen herkennen. De eerste is te maken hebben met iemand die zijn verantwoordelijkheden niet neemt en situaties niet in de hand houdt. Hij zal de schuld op iemand of iets anders steken. Kortom, het zal nooit zijn fout zijn. De meest gehoorde excuses zijn ‘niet genoeg middelen’, ‘niet genoeg tijd’ of ‘slechte medewerkers’. Een andere rode vlag is een gebrek aan interesse. Een team zal nooit gemotiveerd zijn als de manager dat niet is. Hij moet interesse tonen in mensen, dingen, nieuwigheden ... En hij moet uiteraard een grote interesse hebben voor de onderneming waar hij voor werkt. Onbuigzaamheid is nog zo'n slechte eigenschap. Onbuigzaamheid gaat immers vaak gepaard met tekenen van verveling of arrogantie. En dat zal leiden tot problemen in de samenwerking met het team. Managers moeten moeilijke verantwoordelijkheden en verschillende taken op zich nemen. Hij moet dus in alle omstandigheden op zijn gemak zijn en mag nooit neerkijken op bepaalde aspecten van het werk, want als manager moet je soms kunnen inspringen.


    Heeft de functie van manager afgedaan?

    De bedrijfswereld is de voorbije jaren veranderd. De ondernemingen die nu de economische top bekleden en de moderne revoluties aansturen, de befaamde GAFA (Google, Apple, Facebook en Amazon), werken allesbehalve zoals zogenaamde traditionele bedrijven. Google heeft een andere bedrijfsstructuur dan pakweg een bank. Het cliché ‘Google heeft pingpongtafels en relaxruimten’ even buiten beschouwing, schuilt het verschil vooral in de structuur van de onderneming zelf. Google kiest immers voor korte besluitvormingsstructuren met relatief beperkte en grotendeels zelfstandige teams, terwijl de beslissingen in een bank moeten worden bekrachtigd op verschillende niveaus door managers die vaak heel grote teams onder zich hebben. Vereenvoudiging, samenwerking, gedeelde besluitvorming en efficiëntie, dat zijn de kernwoorden die GAFA in het managementdebat bracht. Het is nu zelfs zo dat sommige specialisten zich vragen stellen over de toekomst van managers. Hebben we ze nog wel nodig? Zullen ze blijven bestaan? David Yana, HRM Frankrijk van Google, gaf enkele maanden geleden een eenvoudig antwoord op die vraag in de krant Les Echos. Volgens hem “is er effectief een vraag naar een democratisering van de managementstructuren. Maar een onderneming kan pas vrij zijn als die onderneming klein is. Vanaf een bepaalde drempel moet een organisatie procedés en een hiërarchie hebben, hoe miniem ook. Die hiërarchie is essentieel en heeft een belangrijke functie, namelijk de samenwerking in goede banen leiden, het team vooruithelpen en de medewerkers coachen.” Managers hebben volgens hem nog mooie jaren voor de boeg.

  • Praktische tips voor een beter time management

    Sinds een tiental jaar winnen allerhande boeken en handboeken over tijd in bedrijven en time management steeds meer aan populariteit. Niet alles is een kwestie van doeltreffendheid. Tijd draait immers ook om luisteren naar zichzelf en de samensmelting met de beroepswereld rondom ons. Hoe ga je met tijd om? Hoe verlies je geen tijd? Hoe maak je je tijd rendabel? En hoe integreer je dat alles in een week waarin ook andere zaken een rol spelen (ouder zijn, partner zijn, sporten ...)? Het goede nieuws is dat er een hele reeks tips en methodes bestaan om daar een evenwicht in te brengen. Meer nog, wij zullen deze tips ook met jullie delen! Lees dus gerust even verder.

    Behalve in het weekend, brengen we het grootste deel van onze dag door op het werk. In dat geval hebben we het over de 'werktijd', een begrip dat bepaalt en meet hoe lang een persoon beroepsmatig met iets bezig is. Vandaag heeft een voltijdse werknemer in België een arbeidsovereenkomst voor 38 uur per week en een gemiddelde van 35 rustdagen (sommige sectoren worden wat meer verwend dan andere ...). Maar dat is niet altijd zo geweest. Duizenden jaren lang nam de mens genoegen met enkele uren werk per dag om de vruchten te plukken die hij nodig had of op jacht te gaan. Volgens schattingen zouden die activiteiten niet meer dan vijf uur per dag in beslag genomen hebben. In de middeleeuwen werden de werkdagen al wat langer (10 - 12 uur) maar waren ze minder frequent. Zo was er in het hoogseizoen (bijvoorbeeld de oogstmaanden) heel veel en in het laagseizoen bijna geen werk. Pas in de industriële revolutie (18e eeuw) zal alles veranderen. Vanaf die periode werd de arbeidstijd bepaald door het continue gebruik van de machines. De investeringen moesten immers zo veel mogelijk geld opbrengen. De arbeidsomstandigheden werden zwaar en in de meeste geïndustrialiseerde landen duurde een werkdag van een arbeider meer dan tien uur. Zo'n arbeider werkte ook minstens zes dagen per week. Ook vrouwen en soms zelfs kinderen moesten datzelfde tempo volgen. Alleen op zondag, de 'dag des Heren', werd er gerust.  Op 1 mei 1889 vond in Chicago een staking van arbeiders plaats waarbij meerdere mensen het leven lieten. Op die dag werd dan ook voor het eerst geijverd voor een werkdag van acht uur. Pas na de tweede wereldoorlog daalt de arbeidstijd in de meeste geïndustrialiseerde landen naar 40 uur per week. Toch is het nog wachten tot het einde van de jaren 70 vooraleer deze wekelijkse arbeidstijd voor de arbeiders ook effectief dat niveau bereikt.

     

    Time management: een noodzaak

    Maar wat doen we nu precies met die 40 uur per week? Welke job je ook doet, de volgende tips kunnen je helpen om zo goed mogelijk met je tijd om te gaan.

    Tip 1: 'Ruim je bureau op'. Je denkt dat je maar heel weinig tijd verliest bij het zoeken naar spullen in of op je rommelige bureau? Niets is minder waar: in een week of maand tijd, gaat het soms zelfs om uren verloren tijd. Deze tip geldt bovendien niet alleen voor je bureau, maar ook voor je computer.
    Tip 2: 'Zeg nee'. Voor sommigen is dit heel erg moeilijk, en voor anderen dan weer niet. Nee kunnen zeggen is op het werk nochtans een vereiste om je te kunnen concentreren en je werk te kunnen doen zonder dat je voortdurend wordt gestoord door de prioriteiten van anderen.
    Tip 3:'Maak lijstjes'. Deze tip was even zinvol in 1950 als in 2019. Door lijstjes te maken, zorg je ervoor dat je je taken niet vergeet, maar geef je ze ook een prioriteit en een deadline.
    Tip 4: Doe één of maximaal twee dingen tegelijk. Sommige mensen denken dat ze vier of vijf taken tegelijkertijd kunnen afhandelen. Dat zou in sommige uitzonderlijke gevallen wel kunnen lukken, maar eigenlijk is ons brein daar niet voor gemaakt.

    De tijden zijn veranderd

    Het begrip 'arbeidstijd' is geen vast begrip dat voor eens en altijd werd gedefinieerd. De arbeidstijd verandert, net zoals ook de perceptie van tijd is veranderd. In 2019 beschouwen we tijd niet meer op dezelfde manier als in 2000. Vandaag moet alles onmiddellijk en snel gebeuren. Terwijl het in 2000 soms dagen duurde om informatie op te zoeken of al je klanten te contacteren, kan dat nu in slechts enkele minuten. Dankzij het internet, de sociale media, de automatisering en de uitwisseling van gegevens krijgen we immers onmiddellijk toegang tot alle informatie en personen die we zoeken. Dat onmiddellijke karakter zorgt soms voor tijdverlies. Want hoe krachtiger en talrijker de communicatiekanalen worden, hoe meer we worden gevraagd. Twintig jaar geleden hadden we immers alleen onze vaste telefoon en ons faxtoestel. Vandaag zijn we op elk moment bereikbaar via onze smartphone, verschillende discussiegroepen en chatboxen, digitale apps, e-mails, sociale netwerken en noem maar op. En dat heeft uiteraard een effect op onze arbeidstijd. In 2019 werken we namelijk veel meer in blokken dan in 2000. Het klassieke uurrooster van 9 tot 17 uur bestaat bijna niet meer. Het gebeurt dus steeds vaker dat we buiten deze tijdsperiode e-mails, telefoontjes of berichten krijgen. Omgekeerd houden we tijdens onze werkdag zelf ook meer kleinere pauzes dan 20 jaar geleden. En die pauzes gebruiken we dan om onze gsm, LinkedIn, Facebook of Twitter te checken.

     

    Tijdverlies herkennen

    Elk bedrijf heeft zijn eigen ritme. En toch zien we in veel bedrijven identieke kenmerken van tijdverlies. Binnen een bedrijf wordt tijdverlies immers vaak verklaard door verschillende factoren. Specialisten hebben het doorgaans over deze vier:

    1. Socioculturele factor: slecht communicatiemanagement.
    2. Economische factor: slecht beheer van de arbeidsomstandigheden.
    3. Structurele factor: tools en/of arbeidskader zijn niet aangepast.
    4. En tot slot, de menselijke factor: sommige functies worden bekleed door mensen die er niet op hun plaats zitten. Deze factoren hebben tal van gevolgen: te lange vergaderingen, procedures die nergens toe dienen, onaangepaste boodschappen ...

     

    Om te zorgen voor een goed time management binnen een bedrijf, zou elk departement een analyse moeten maken van deze vier factoren. Want dat is niet alleen goed voor de rentabiliteit, maar ook en vooral voor het welzijn van de medewerkers.

     

    Een tijdsblok om niets te doen

    Met al deze veranderingen in het achterhoofd, is het belangrijk dat we voor onszelf een levensritme bepalen. Om onze tijd zo goed mogelijk te benutten op drukke momenten, is het bijvoorbeeld interessant om wat vroeger naar kantoor te gaan. Deze methode wordt door veel bedrijfsleiders toegepast. Op die manier kunnen ze rustig aan de slag gaan zonder telefoontjes of collega's die komen aankloppen. Ideaal om zich te kunnen concentreren op wat echt belangrijk is. Een andere methode is om in je agenda tijdsblokken in te plannen met niets erin. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je in dat tijdsblok ook effectief niets doet! Zo'n tijdsblok zorgt ervoor dat je onverwachte aanvragen kunt opvangen. Of gewoon even kunt uitblazen ... Een te gedetailleerde planning is niet alleen onhoudbaar, maar ook een bron van stress ... en tijdverlies. Door te leren delegeren, kun je je tijd ook beter indelen. Dat is niet altijd even eenvoudig, maar het helpt je wel een eind verder. In het ideale geval delegeer je natuurlijk de taken die je het minst goed kan of het minst graag doet 😉

     

  • 5 tips voor een transparante communicatie

    Niet alleen verkoopcijfers en omzet bepalen de waarde van een onderneming. Het vertrouwen dat een bedrijf uitstraalt, is minstens even belangrijk. Wederzijds vertrouwen tussen management en medewerkers, tussen klanten en consumenten. Maar hoe introduceer je dat vertrouwen? Hoe behoud je het of hoe herwin je het?

    Enkele jaren geleden veroorzaakte een boek gepubliceerd door het Instituut Montaigne voor heel wat opschudding binnen de managementwereld. De titel? ‘En wat met het vertrouwen verdorie? Wedden op vertrouwen in het bedrijfsleven’. Het boek toont aan hoe wantrouwen in Franse bedrijven gedurende de afgelopen 30 jaar heeft geleid tot stress, afwezigheden, burn-outs en uittreding van leidinggevenden.

    Daarnaast laten onderzoekers zien dat wantrouwen ook een invloed heeft op onze economie, creativiteit en de toekomst van onze samenlevingen. De heerschappij van een bedrijf met een hiërarchie die angst voor resultaten inboezemde, begon te sterven in de jaren '80. De jaren 2000 brachten in sommige sectoren meer nieuwe technologieën en meer horizontaliteit tussen individuen. Maar de crisis van 2008 en enkele grote herstructureringen, zorgden opnieuw voor een klimaat van wantrouwen. Vertrouwen is nochtans essentieel voor de ontwikkeling van elk individu, elk bedrijf en de hele samenleving. Zonder vertrouwen in zichzelf, elkaar en de toekomst is er geen kans op slagen.

     

    Hoe stimuleer je vertrouwen?

    Aan vertrouwen is een onafscheidelijk en essentieel concept verbonden: tijd. Vertrouwen is immers steeds een kwestie van tijd. Tenzij er een echte naïviteit bestaat, die bijna een beoordelingsfout of professionele fout zou zijn, is het onmogelijk om iemands vertrouwen onmiddellijk te verkrijgen. Het is dus noodzakelijk dat verschillende interacties een klimaat van vertrouwen scheppen. Bovendien is dit steeds een proces dat langs twee kanten moet werken, de een kan de ander niet vertrouwen zonder dat dit wederzijds is.

    Wanneer je zelfvertrouwen hebt, geloof je dat je over voldoende middelen beschikt om met een situatie om te gaan. Zelfvertrouwen op het werk kan onder druk komen te staan tijdens een verandering van functie, geruchten in de wandelgangen, een ontslag of een andere moeilijke situatie waar we mee geconfronteerd kunnen worden. Vertrouwen in elkaar kan je voeden door wederzijds respect, integriteit, empathie en betrouwbaarheid.

    Vertrouwen in elkaar, of het nu gaat om een collega, je baas of je ganse team, kan je bekijken als een doos Lego-stukjes. Beetje bij beetje kom je tot een resultaat, als je de bouwregels respecteert.

    Communicatie!

    De eerste manier om vertrouwen in je bedrijf op te bouwen, is door je werknemers een duidelijke en leesbare visie op uw personeelsbeleid te geven. Opleidingen, diversiteit, belonen en erkennen van prestaties, … Het is belangrijk dat elke persoon weet op welke objectieve criteria deze begrippen zijn gedefinieerd.

     

    Een van de eerste factoren van wantrouwen in het bedrijf komt voort uit een gebrek aan communicatie. Daarom is het belangrijk om de ‘spelregels’ duidelijk te delen. Je moet aangeven wat je van hen verwacht, hoe je hun vaardigheden evalueert, of je successen van je team deelt of communiceert over behaalde doelstellingen… Medewerkers zijn ontvankelijk voor onzekerheden en geruchten, in het geval van gebrek aan communicatie over doelstellingen en de strategie van het bedrijf. Hieronder sommen we enkele concrete voorbeelden van transparante communicatie op die ‘het vertrouwen zullen bevorderen’.

     

    5 concrete tips

    Om vertrouwen te winnen, zijn er enkele algemene tips en trucs. Wij onthouden er vijf:

    1. Erken prestaties. De neurowetenschap laat ons zien dat erkenning maximaal effect heeft wanneer het optreedt onmiddellijk nadat een doel bereikt is, wanneer het van gelijken komt en wanneer het concreet, onverwacht, persoonlijk en publiek is.
    2. Wees niet bang om taken te geven die voor positieve stress zorgen, taken die iets ingewikkelder zijn dan normaal, maar waarvan je weet dat ze deze wel aankunnen. Matige stress veroorzaakt door een uitdagende taak maakt neurochemicaliën vrij, zoals oxytocine en het ACTH-hormoon, die de concentratie van mensen en sociale banden versterken.
    3. Je kan er ook voor opteren om hen zelf projecten te laten aanbieden waaraan ze willen werken. Dit wordt ‘jobcrafting’ genoemd.
    4. Sta hen toe om hun manier van werken aan te passen: glijdende uren, thuiswerken, …
    5. Laat zelf kwetsbaarheid zien. Het vragen om hulp in plaats van het opleggen van taken schept vertrouwensrelaties omdat degene die denkt dat hij kan helpen zich geïnvesteerd voelt in het project.

     

    De voordelen van vertrouwen

    We hebben aangetoond dat werknemers in organisaties waar er een groot vertrouwen is, productiever en dynamischer op het werk zijn, beter samenwerken met hun collega’s en langer bij hun werkgever blijven dan daar waar het vertrouwen laag is.

    Ze hebben minder last van chronische stress en zijn gelukkiger in het leven. En achter deze mooie woorden zitten ook effectieve studies en cijfers. De laatste studie rond vertrouwen in het bedrijfsleven is die onder leiding van professor Paul J. Zak. Deze hoogleraar in economie, psychologie en management is tevens ook de directeur en oprichter van het ‘Center for Neuroeconomics Studies’. De resultaten zijn verbluffend. De volgende percentages drukken uit welke positieve evoluties voortkomen dankzij vertrouwen in het bedrijfsleven: 40% minder burn-outs, 29% meer tevreden in hun leven, 76% meer commitment, 13% minder afwezigheden, 50% meer productiviteit, 106% meer energie op het werk en 74% minder mensen onder stress. Een voordeel voor iedereen dus.

     

    Bron: ‘Les neurosciences de la confiance, les façons de manager qui encouragent lengagement des salariés’ , Paul J. Zak, Harvard Business Review - août-septembre 2017

     

  • Omgaan met culturele diversiteit

    Het onderwerp ‘culturele diversiteit’ werd voordien vaak overgelaten aan multinationals die veel expats in dienst namen, maar vandaag beseffen we dat het begrip speelt in alle organisaties, groot en klein. De traditionele, homogene bedrijfscultuur wordt vervangen door een multiculturele samenleving waarin sommigen ook vast willen houden aan de waarden van hun eigen cultuur, zelfs wanneer ze zich daarnaast wel volledig ‘Belg’ voelen. Dit kan zorgen voor culturele discussies waarin één centrale vraag naar boven komt: hoe kunnen we leren om met elkaar om te gaan en elkaars verschillen te respecteren?

    “Kadrou? Dat hoor je niet vaak als voornaam, van waar kom jij?” Dit soort vragen over voornamen, eet- en religieuze gewoontes komen steeds vaker voor rond het koffieapparaat. En terecht, want de cijfers van buitenlanders in België, of mensen met een buitenlandse afkomst, blijven stijgen. Hoewel buitenlanders ‘slechts’ 11% van de totale bevolking van België vertegenwoordigen, is iets meer dan 19% in het buitenland geboren, van wie 8% geneutraliseerd werd of ondertussen al lang officieel Belg is. Na Dubai, is Brussel dan ook de meest interculturele stad ter wereld. Op 1 januari 2016 hadden 411.075 mensen die in Brussel woonden geen Belgische nationaliteit, wat iets minder is dan 35% van de totale bevolking van de stad. De top 5 van de buitenlandse bevolking (buitenlanders + Belgen geboren met een buitenlandse nationaliteit) bestaat uit: Marokkanen, Italianen, Fransen, Turken en Nederlanders. Het hebben van verschillende nationaliteiten of religies op de werkvloer kan een voordeel zijn voor uw bedrijf, als je weet hoe je dat als troef moet inzetten.

     

    Een springplank of een plafond?

    Om al deze culturele verschillen die met elkaar te maken krijgen volledig te begrijpen, is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen interculturaliteit, multiculturalisme en communitarisme. De eerste term is een maatschappelijk en politiek concept dat gelooft dat verschillende culturen naast elkaar kunnen bestaan, elkaar kunnen beïnvloeden zonder dat een geheel moet verdwijnen. De tweede uitdrukking wordt gebruikt om te praten over verschillende culturen die geen interactie met elkaar hebben en zij aan zij leven. De derde term omschrijft een gevoel waarin het individu niet bestaat onafhankelijk van zijn voorkeuren, of dat nu cultureel, etnisch, religieus of sociaal is. Deze term wordt in Europa neerbuigend gebruikt, waarbij het individu voortdurend terugvalt naar zijn oorsprong ten nadele van de groep waartoe het ondanks zijn verschil tot zou kunnen behoren.

     

    In het bedrijfsleven is de uitdaging uiteraard voornamelijk intercultureel. Het doel is dat elke werknemer zijn plaats vindt en zich gerespecteerd voelt dankzij de nodige interactie tussen de verschillende partijen binnen dezelfde omgeving. Om positief om te gaan met diversiteit op de werkvloer moet elke persoon een gemeenschappelijke basis respecteren (een bedrijfshandvest, een collectieve verbintenis, enz.), maar met de zekerheid dat ieder zijn/haar band met hun culturele achtergrond kan behouden. Het is dan ook belangrijk dat elk bedrijf de aanvaarding van specifieke culturele banden gaat definiëren. Talrijke erkende studies zoals de werken van Early Peterson, David Thomas en Kerr Inkson en anderen hebben aangetoond dat culturele diversiteit het succes van verschillende projecten bevordert. Een multicultureel team is daarom een belangrijk concurrentievoordeel voor een bedrijf. Het is bewezen dat deze efficiënter en productiever werken dan een ‘klassiek’, homogeen team. Wanneer alle verschillende talenten goed worden ingezet is culturele diversiteit dus zeker een springplank naar geweldige avonturen.


    Welke stappen moeten worden genomen?

    Culturele diversiteit op de werkvloer is nog te recent om precies te weten wat perfect werkt. Of omgekeerd, wat helemaal niet werkt. Er zijn wel experimenten in verschillende bedrijven die helpen om enkele belangrijke stappen te identificeren die moeten worden gerespecteerd in bedrijven, zodat culturele diversiteit positief evolueert. Ten eerste moeten we de problemen die voorkomen in bedrijven met verschillende culturen identificeren en benoemen. Struisvogelpolitiek is de slechtst mogelijke aanpak. Wanneer iets een probleem vormt, moeten alle personen hierover kunnen praten en naar elkaar luisteren, zonder oordeel te vellen. Als tweede stap moet je duidelijke beslissingen nemen over culturele kwesties zoals het dragen van een hoofddoek en andere religieuze symbolen, feestdagen, … Het management moet grenzen stellen aan wat wordt geaccepteerd en wat niet. De derde stap is dat alle individuen zich moeten houden aan de opgestelde waarden. Deze moet het management na het opstellen duidelijk communiceren aan alle werknemers, zodat alle afspraken voor iedereen duidelijk zijn. In een ideale wereld voegen we hier nog een vierde stap aan toe: interculturele training. In Europa bestaan hier echter weinig trainingen voor. Toch helpt het toestaan dat werknemers elkaar in een andere context ontmoeten om te bespreken wat zij en hoe zij dingen waarnemen, vaak om stereotypen te doorbreken en misverstanden te voorkomen. En dus, uiteindelijk, effectiever samen te werken.

     

    Een noodzakelijk scenario

    Het is waarschijnlijk dat sommige mensen vinden dat hun culturele waarden ‘goed’ zijn en dat hun manier van het bekijken van situaties en handelen superieur is aan anderen. Dit gevoel van culturele superioriteit is gebruikelijk. Het wordt gegenereerd door onwetendheid of gebrek aan educatie. Het is belangrijk om het te identificeren en te isoleren door het te deconstrueren, omdat het een extreem negatieve impact kan hebben op de samenhang van een multicultureel team en kan leiden tot ernstig conflict. Het isolement kan worden gedaan door middel van dialoog of confrontatie. Verschillende specialisten stellen een andere manier voor om het culturele feit in het bedrijfsleven te bewerken: de empathische situatie. Concreet is het de bedoeling om met de hulp van professionals de medewerker te vragen ‘hoe hij zou reageren als ...’. Hij zal zich dus in de positie van de ander moeten plaatsen. Over het algemeen stellen enkele eenvoudige oefeningen hem in staat zijn gezichtspunt te decentraliseren en de ander te begrijpen door een nieuwe look. Positief omgaan met culturele diversiteit blijft de komende jaren nog een van de grootste uitdagingen op de werkvloer, omdat het rekening houden met de culturele affiniteiten van werknemers de banden versterkt en ervoor kan zorgen dat ze zich begrepen en gerespecteerd voelen.